Bericht: Uit een krantenknipsel uit de Leeuwarder Courant van 1984 is gebleken dat Johan Hendrik in het jaar 1860 als bewaarder binnen de gevangenissen muren betrokken zou zijn geweest bij valsemunterij. Uit mijn diepgaande onderzoek in de diverse Friese archieven is gebleken dat de waarnemend Adjunct Commandant van de Leeuwardse gevangenis, Dhr. A. van Bemmel op 05-05-1860 in het cel blok van gevangene Tweede Klasse A. Smits vervalste bankbiljetten van 100 gulden en rode inktkleurstof aantroffen heeft. Dhr. A. Smits zat aldaar zijn straf uit omdat hij op 07-06-1859 veroordeeld was door het Hof van Holland tot een gevangenisstraf van 15 jaar vanwege valsemunterij. Na een kort onderzoek door deze Adjunct Commandant bleek dat onze Johan Hendrik de materialen voor deze vervalsing aangeleverd zou hebben inruil voor een portrettekening van hem zelf. Ondanks ontkenningen van Johan Hendrik werd zijn huis doorzocht. Bij hem thuis werden inderdaad dit portret en ook nog een rol van hetzelfde papier aangetroffen dat ook door gevangene A. Smits gebruikt was voor de vervaardiging van de vervalste biljetten. De minister van justitie wilde graag weten hoe het mogelijk was dat dit alles kon geschieden binnen de gevangenismuren zelf. De gevangenisdirectie gaf aan dat gevangene A. Smits misschien deze biljetten wel op de werkzaal achter de weefgetouwen had gemaakt buiten het zicht van de overige bewakers en zijn medegevangene. Volgens de directie van de gevangenis zouden deze medegevangene hem ook nooit verraden hebben. Echter in de cel van Dhr. A. Smits waren op zijn bed rode inktsporen aangetroffen. Dit zou er op kunnen duiden dat hij vanuit binnenuit beschermd zou worden en ongestoord zijn gang kon gaan in zijn bewaakte cel. Dit alles zou de rol van Johan Hendrik bevestigen. Lopende het verdere onderzoek werd Dhr. A Smits afgezonderd in een aparte cel en Johan Hendrik geschorst, vastgezet en afgezonderd van zijn gezin en de buitenwereld. Nadat 7 medegevangene verhoord waren werd de rol van Johan Hendrik als leverancier van de materialen bevestigd.
Hij werd daarom ook op 24-05-1860 vanwege ernstige plichtsverzuim ontslagen als bewaarder van de gevangenis van Leeuwarden. Zelfs een smeekbrief van Johan Hendrik aan de minister van Justitie van 07-08-1860 kon hier geen verandering meer in aanbrengen. In deze brief vroeg hij om compassie met hem te hebben vanwege zijn grote en jonge gezin. Verder gaf Johan Hendrik aan dat de Adjunct Commandant van de Leeuwardse gevangenis, Dhr. A. van Bemmel die dit gehele voorval aan het licht had gebracht hem altijd zonder enige reden daartoe altijd vijandig gezind was en zelf ook niet helemaal loep zuiver was. Johan Hendrik gaf in zijn brief aan de minister onder andere aan dat Dhr. A. van Bemmel knoeide met het geld dat de gevangene die op de ziekenhuiszaal van de gevangenis werden opgenomen aan hem toevertrouwden. Verder zou hij ook met de administratie en de leveringen van het eten van deze zelfde gevangenen op de ziekenzaal knoeien. Tevens zou de Adjunct Commandant volgens Johan Hendrik gevangenis dekens toegeëigend hebben. Echter uit het onderzoek dat op verzoek van de Minister van Justitie na aanleiding van deze beschuldigingen van Johan Hendrik is uitgevoerd bleek hier allemaal niets van. Zijn verzoek tot rehabilitatie als bewaarder werd dan ook afgewezen. Op 01-07-1860 was reeds de ex-militair Regnerus van den Meer voor 230 gulden per jaar op zijn vrijgekomen functie aangenomen. Uit een brief van de Commandant van de gevangenis aan het uniform magazijn te Leiden bleek dat deze Regnerus veel groter was dan onze Johan Hendrik. Hij kon namelijk zijn uniform niet overnemen van wege de sterk afwijkende maten. Het hele trieste aan dit verhaal is dat op 08-06-1860 reeds besloten werd om gevangene A. Smits niet verder te vervolgen voor dit voorval omdat er niet bewezen kon worden dat hij deze vervalsing deed voor een misdadig doel. Mijn Oudvader Johan Hendrik Mentjox is een vondeling uit Amsterdam die via het Pauperparadijs en het leger uiteindelijk in Leeuwarden terecht is gekomen en daar in september 1868 als koopman zijnde overleden is.
P.s: Wie kan en wilt mij helpen bij de zoektocht naar zijn portret tekening uit dit verhaal. Deze blijkt in mei 1860 naar de officier van Justitie te Leeuwarden te zijn verstuurd. Wie weet in welk archief en onder wel toegangsnummer dit eventueel bewaard zou kunnen zijn ? Alvast reuze bedankt voor de medewerking. Willem Borstel