Relaas over het vermoorden van Adriana van den Boom. Op de vooravond van zondag 26 september 1852 werd een afschuwelijke moord gepleegd op het grondgebied van de gemeente Heesch. Het slachtoffer was de 23-jarige jonge dochter Adriana van den Boom, dochter van Jacobus en van Joanna van de Boom, wonende op het gehucht Donzel te Nistelrode. Deze jonge dochter had verkering met zekeren Jan Buuts, metselaar en klompenmaker, uit Heesch. Het drama had zich voltrokken in de omgeving van de Heesche Wijst, ongeveer bij de verkeersweg Nistelrode – Heesch.
De moordenaar gaf haar met zijn geweerkolf een slag op haar hoofd. Om zich van het ontzielde lichaam te ontdoen besloot hij haar lijk te werpen in een diepe waterkuil, ruim ½ uur gaans van de martelplaats. Hij torste het ontzielde lichaam op zijn rug, en zo vervolgde hij, in het nachtelijk duister, door het buitengebied, genaamd Het Lijk, zijn weg naar de waterpoel in het Grolder, de plaats waar hij het slachtoffer te water wierp.
Litho, Origineel grens gekleurd. Uit 1865 en gemaakt door cartograaf Jacob Kuiper; Gemeenteatlas, een uitgave van Surringar Leeuwarden. Op de grens van Heesch en Nistelrode ligt het gebied “Lijk”.
Op maandag 4 oktober 1852 vertoefde in dat Heesche broek Antonie v.d. Ven uit Heesch als koeherder met zijn vee. Hij kon niet verklaren waarom de dieren zo onrustig te keer gingen en snuivend heen en weer langs het water renden waaraan maar geen eind kwam. Daarom ging hij rond de waterplas eens kijken wat dit kon betekenen en daar zag hij tot zijn ontsteltenis een paar mensenvoeten boven het water uitsteken.
De koeherder maakte zijn ontdekking kenbaar en weldra verscheen de politie. Het bleek het al sinds ruim 1 week vermiste Jaantje van den Boom te zijn. De moordenaar van het meisje had haar rokken over haar hoofd vastgesnoerd en geballast met haar klompje, een graszode en andere voorwerpen.
Jan Buuts, zoon van Jan Buuts en Gerdien Zegers, werd daags na de vondst van het lijk opgepakt. Bij de verhoren bekende hij maar trok later zijn bekentenis weer in. Er was bij zijn rechtszaak op 28 december 1853 meer dan voldoende bewijs tegen hem verzameld. Hij werd door het provinciaal gerechtshof in s-Hertogenbosch dan ook veroordeeld voor doodslag en kreeg hiervoor 12 jaar gevangenisstraf en de straf van het zwaaien met het zwaard boven het hoofd. Voor deze laatste straf werd hem in april 1854 door koning Willem III kwijtschelding verleend.
Naar het motief voor de moord blijft het gissen. Jaantje bleek, na sectie op het lijk, al een half jaar zwanger te zijn en Jan Buuts sloot, bij verhoring nadien, niet uit dat het zijn kind kon zijn. Johanna van den Boom,weduwe en nog onwetend over de zwangerschap van haar dochter, had Jan Buuts al eens aangespoord om met haar dochter Jaantje te trouwen maar dat was Jan Buuts geenszins van plan. Het gezin Van den Boom kende meerdere dochters die Jan graag het hof maakte wat zorgde voor onrust en wedijver binnen dat gezin. Vermoedelijk is Jan Buuts in paniek geraakt, was hij voor het trouwen nog niet klaar en kon hij de druk voor het vaderschap en de schande van het moeten trouwen niet aan.
Jan Buuts werd in Woerden gevangen gezet. Tussen 1853 en 1860 werd aan de buitenzijde van de westelijke vleugel een gebouw van twee verdiepingen met zolder toegevoegd. Gestraften fungeerden als (onvrijwillige) bouwvakkers voor de bouw van hun eigen gedwongen onderkomen. Jan Buuts was metselaar en het ligt voor de hand dat hij in Woerden als bouwvakker werd ingezet. Deze aanbouw stond in de volksmond bekend als ‘de vrouwengevangenis’. Toen de verbouwing in 1860 gereed was, verloor het Kasteel zijn functie als gevangenis voor mannen en werd het bij Koninklijk Besluit van 4 juni 1861 als gevangenis voor veroordeelde vrouwen aangewezen.
Ingekleurde staalgravure door L. Rohboch en J. Poppel van het Kasteel te Woerden in de periode (1851) dat het als strafgevangenis fungeerde (1830-1872). De afbeelding toont het Kasteel vanuit het zuidoosten; rechts is ook de Hofpoort nog te zien. Collectie: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard.
De gevangenen verbleven in Woerden onder erbarmelijke omstandigheden. Tot tweemaal toe brak er cholera uit in het kasteel (1853 en 1859 ) waarbij veel gevangenen stierven.
Op 7 mei 1861 wordt Jan Buuts, metselaar uit Heeze(!), tijdelijk ingeschreven in het bevolkingsregister van Leeuwarden. Maandelijks, maar meer nog in april en mei 1861, komen gevangenen Leeuwarden binnen. Reden van zijn overplaatsing naar Leeuwarden is zeer waarschijnlijk de omzetting van mannen- naar vrouwengevangenis in Woerden.
Het bevolkingsregister van Leeuwarden 1859 – 1876, paginanummer B0003, geeft exact aan wanneer men nadien wordt overgeplaatst naar een andere gevangenis of bedelaarsgesticht en ook wanneer men wordt ontslagen uit de gevangenis. Voor Jan Buuts is dit ontslag niet weggelegd; zijn naam wordt in dit bevolkingsregister, bij zijn overlijden op 15 april 1864, doorgehaald.
Op 16 april 1864 doen Johan Wilhelm Milius (56) en Adam Ulrich (59), beiden bedienden in de strafgevangenis en wonende in Leeuwarden aangifte dat Jan Buuts op 15 april om 13.00 uur ’s middags is overleden. Jan Buuts, oud 36 jaren, metselaar, geboren en woonachtig te Heeze (!), zoon van Johannes Buuts en Dientje Zegers, zijnde verder niets bekend. (Bron: overlijdensregister 1864, Leeuwarden, aktenummer A271).
In Leeuwarden was het verblijf voor gevangenen nauwelijks beter. Daar overleden jaarlijks veel gevangenen zoals uit onderstaand staatje blijkt,
De website van Museum Blokhuispoort is informatief over de straffen welke nog tot laat in de achttiende eeuw werden toegepast. De galg was in de negentiende eeuw nog in gebruik. In 1860 werd de laatste executie in Maastricht voltrokken. Na 1860 werd nog verschillende malen de doodstraf uitgesproken, door de Koning werd echter steeds gratie verleend.
In 1870 werd de doodstraf afgeschaft.
Pas in 1886 kwam het ook nu nog gebruikte nationale Wetboek van Strafrecht uit met de tweedeling misdrijven en overtredingen. Lijfstraffen en onterende straffen werden afgeschaft. De straffen werden nu globaal: gevangenis, hechtenis en geldboete.
Moordlied
Van deze doodslag in Heesch bestaat ook een zgn. straatlied genaamd “Moord te Grolder”. Straatliederen zijn over het algemeen zijn het erg eenvoudige liederen, zonder enige artistieke pretentie. Ze werden vooral geschreven door en voor de gewone man. De eerste straatliederen ontstonden omstreeks 1750, maar pas in de negentiende eeuw kwam het genre tot bloei. De straatliederen zouden populair blijven tot aan de eerste wereldoorlog en min of meer bekend tot 1940. Daarna ging het snel bergafwaarts.
Moorden hebben in alle eeuwen sterk tot de verbeelding der mensen gesproken. Het is daarom te begrijpen dat de straatzanger en zwerver er zich sterk toe aangetrokken voelde. Op de kermissen kon hij met een bloederig vers over moord of doodslag de aandacht van de toeschouwers trekken. En dat was nodig want hij moest concurreren tegen clowns, de potsenmakers en kiezentrekkers, die eveneens op de markt stonden.
In zijn fel realistische levenslied kon hij niet nauwkeurig genoeg zijn: zijn toehoorders genoten van de meest sensationele en gruwelijke details. Het fascinerende aan die moordliederen was bovendien, dat ze allemaal echt gebeurd waren. We kennen schokkende liederen over vader- en moedermoorden, drie- en vierdubbele moorden, gruwelijke gifmisdaden en andere ijselijke euveldaden. In de eerste helft van de negentiende eeuw bereikten de moordliederen hun toppunt van populariteit maar daarna treedt er snel een oververzadiging op. Na honderden bloederige verzen gehoord te hebben, kreeg men er op den duur schoon genoeg van.
Onderstaand lied is mij in februari 2014 voorgezongen door Mevr. Tineke Hanegraaf – van de Ven uit Nistelrode. Het lied over de moord in het Grolder kent overigens meerdere versies.
We zien in meerdere moordliederen en ook in dit lied dat de bloedvlekken niet meer weg te wassen zijn. Het is een bekend magisch element in het moordlied. K. ter Laan geeft in zijn Folkloristisch woordenboek enkele voorbeelden: In 1557 werd de pastoor van Nispen vermoord; dertien jaar lang konden de bloeddruppels op de stenen drempel niet worden uitgewist. Er zaten niet te verwijderen bloedvlekken op de preekstoel van Waterlandkerkje, waar in 1668 de dominee werd vermoord en kerkgangers werden mishandeld. Zo zaten er ook bloedvlekken in het Huis ten Dijke bij Pietersburen, waar een Moorse knecht een meisje doorstak.
Harrie van Grinsven April 2014, Bron: extract uit Verkenningen naar de moord in Het Lijk uitgegeven door H.A.M. van Grinsven (2014) Boek kost 10 euro exclusief verzendkosten.
Bestellen via emailadres: hvgrinsven@home.nl