Hendrik Eelzes


Hendrik Eelzes is gedoopt 24-4-1735, getrouwd 5-9-1756 te Akkerwoude met Antje Rijkles. Na het overlijden van Hendrik Eelzes is zij opnieuw getrouwd met Meindert Rijkles op 8-10-1786. Antje woonde toen in Driesum en Meindert in Wouterswoude. Hendrik Eelzes is overleden 8-2-1785 in het tuchthuis(!) te Leeuwarden.

 

Verbannen uit Friesland...

Op zondagavond 4 september 1768 bezocht Hendrik Eelzes (HE) Jelle Johannes, die in De Valom woonde. Hij vroeg of iemand Harm Jans (oud 55 jaar), meester linnenwever uit De Valom wilde ophalen. Die had namelijk al eerder laten weten dat hij interesse had voor haver die HE te koop had. Verder waren er in huis aanwezig Lieupke Fokes, een boerenarbeider van 32 jaar uit De Valom en ook Fokeltje Joukes.

 

Na enig heen en weer gepraat verkocht HE de helft van zes pondemaat haver. Hij verkocht het aan Jelle Johannes, die het later weer doorverkocht aan Harm Jans. Na de woordenwisselingen die met de verkoop gepaard gingen was het tijd om "een soopke" te nemen. HE begon daarna te "wrokken", te spotten met het Rooms geloof ("de paperij") van Harm Jans. In het bijzonder verklaarde HE niet te geloven in het vagevuur. HE vertelde ook nog dat zijn moeder "een poepintie" (een Roomse) was en dat zijn grootvader (aan moeders kant?) "een opregt paap gelijk gij ook sijt en dat het hem speet dat hij van zoo een afkomst was".

 

Doordat Harm Jans dit niet kon verdragen begon die al snel te vechten met HE. Ze rolden over de vloer, waarbij HE onder lag. Hij kreeg in totaal drie klappen tegen zijn hoofd, waardoor dat ging bloeden. Zelf wist HE in de "kleine vinger" (pink?) van de linkerhand van Harm Jans te bijten. De anderen probeerden de zaak wat te sussen en het leek er op een gegeven moment op dat de ruzie daarmee beslist was. Harm Jans was nog niet rustig: hij nam zijn hoed af en smeet die op de grond. HE nam de hoed op en vroeg "is het een fijne of een groffe", waarop Harm Jans daarop zei "dat kan dij niet schelen, hij is al betaalt". HE wilde het "afdrinken". Op een gegeven moment ging Harm Jans naar huis.

 

Helaas besloot HE om Harm Jans achterna te gaan. Hij haalde hem in en bracht hem met een mes twee sneden in zijn hand toe. De knecht van Harm Jans, Geert Jans (21 jaar), wist te ontkomen door hard weg te rennen. Hij had van de vrouw van Harm Jans opdracht gekregen om na te gaan waar Harm Jans bleef: het begon al laat te worden. Later in de nacht moest de weversknecht Geert Jans samen met Jacob Jacobs naar Rinsumageest om de chirurgijn te vragen langs te komen bij Harm Jans. Die bloedde erg. De chirurgijn, Rudolf Dietrich (36 jaar) constateerde dat "de oplichter van de duim doorgesneden was" en "de trekker van de eerst vinger doorgesneden". Het leek er op dat Harm Jans niet weer zou herstellen en dan zou hij ernstig gehandicapt zijn in zijn beroep.  Het gebeurde werd onderzocht. Op 9 mei 1769 volgde het vonnis door het Hof van Friesland (RAF, inv. 91, dossier 14855):

 

Het Hof "band de bekl(aa)gde, ter sake excessen ten processen vermeld, uit Friesland de tijd van Een Jaar, te ruimen het Land binnen de derden dage. Sonder inmiddelen tijde daar weder in te mogen komen bij poene van arbitraire correctie en condemmeert deselve meede in de kosten van den processen tot 's Hoffs taxatie. Aldus gedaan en uitgesproken in de Cancelarije binnen Leeuwarden den 9 Maij 1769"

 

Kortom: HE werd gedurende een jaar uit Friesland verbannen... Waar zou hij vertoefd hebben gedurende dat jaar? Hij moest bovendien binnen drie dagen na het vonnis al uit Friesland vertrokken zijn! Uit de processtukken kan je afleiden dat Hendrik Eelzes (wat) land bebouwde met haver. Op het moment van het proces woonde HE "tot Mormerwolde" (=Murmerwoude). Kennelijk was zijn moeder Rooms evenals zijn grootvader.

 

Een hypotheek, maar waarom?

Op 12 oktober 1781 is er een hypotheek geregistreerd voor Hendrik Eelzes. De tekst ervan luidt als volgt:

 

Hendrik Eelses woonagtig te Driesum verklaart schuldig te zijn aan Mejuffrouw Elisabeth Sterringa Wed. wijlen Do.(?) P. Rooij de somma van twee honderd vijf Car(oli) guldens vijf Stuivers en agt penningen ter sake herkomstig van verschenen Landshuren nemen aan Voorsz(egde) Somma ad 205 Gulden 5 Stuivers en agt penningen op de eerste aanmaninge in Silveren klinkende Munte en niet met Landschaps Obligatien of Thoonder deses te betalen, met de renten van dien tegen drie Car(o)l(i)guldens van ijder honderd in het jaar sonder enige kortinge hoe genaamt; voor Intressen te rekenen die hun aanvang nemen a dato deses en loop zullen houden tot de volle betalinge toe; onder verband (?) mijner goederen generaal en Speciaal die onder een generaal hypotheek niet begrepen zijn, met submissie van mijn persoon den Hove van Friesland en alle Geregten ter eerste (?) ....tie in kennisse mijn stra.. (?) en die van de get(etekenden?) Clerq H. Raap als getuige. Actum deses 12 8br 1781. Was get(ekend) Hendrik Eelses H. Raap 

Aldus geregistreerd den 12 October 1781 om 11 Uur voor noen en is desen na Collatie nar(?) de p.pale(?) Obligatie bevond en te accorderen in kennisse van ons Comm(issa)ris en get mee Clerq (volgen de handtekeningen van Sikke Sjoerds en H. Raap)

 

Het lijkt er op dat Hendrik Eelzes niet in staat was om de verschuldigde huur te betalen en dat hij gedwongen was om om schuldbekentenis te ondertekenen voor het openstaande bedrag. Overigens bevestigt dit stuk dat Hendrik Eelzes land bebouwde (huurde). Hij woonde in 1781 al in Driesum.

 

Wat er voorviel in Harlingen in 1782:

Hendrik Eelzes (in 1782 woonachtig in Driesum) is veroordeeld tot een tuchthuisstraf van vier jaren, met harde arbeid. Gedurende deze straf is hij blijkbaar overleden na ongeveer tweeëneenhalf jaar straf uitgezeten te hebben. Het overlijden in het tuchthuis te Leeuwarden staat vermeld in het lidmatenboek Akkerwoude/Dantumawoude.

 

De processtukken (Hof van Friesland, RAF, dossier 3903) bevatten een heel precieze beschrijving van wat zich heeft afgespeeld: Hendrik Eelses (HE) werkte in 1782 als "oppasser" bij het slatten van de Zuiderhaven in Harlingen. Op maandagavond 19 augustus 1782 werd het werkvolk betaald ten huize van herbergier Ate Minzes in de herberg bij de Zuiderpoort. Op een ets van Harlingen (17e eeuw) is bij het cijfer 7 de Zuiderpoort te zien. In het bijschrift staat dat het de Westerpoort betreft, maar dat berust op een vergissing. Een aquarel van Harlingen, van Nicolaas Baur (strenge winter van 1795) toont de Zuiderhaven en de Havenpoort. De Zuiderpoort is gelegen bij het cijfer 11 op de kaart van Harlingen in 1673. Een algemeen beeld van het aanzicht van Harlingen vanuit zee in 1781 toont geheel rechts de ligging van de Zuiderpoort.

 

HE (en anderen) gingen daar naartoe "voor de gezelligheid". Op een gegeven moment kwamen er anderen binnen. Die hadden vernomen dat de vrouw van de herbergier, Antje Sjoerds, kwaad was omdat de huur voor de stalling van de paarden niet was voldaan. Antje Sjoerds had gedreigd om de paarden de volgende ochtend buiten te zetten. Dat zou de werkzaamheden erg schaden! Daarom werd er door het aanbieden van wijn geprobeerd Antje Sjoerds toegeeflijker te stemmen. HE en zijn maten hadden eerst koffie gedronken en later een "zoopje" brandewijn. Zij dronken ook mee van de aangeboden wijn. De stemming steeg en HE danste bijvoorbeeld vrolijk zwierend met Antje Sjoerds.

 

Dinsdagochtend om een uur of twee, drie kwamen er moeilijkheden. Jan Nitters, een kennis van HE weigerde te betalen: alles was immers aangeboden. Het kwam tot een flinke woordenwisseling tussen hem en Antje Sjoerds. Nu stond deze Antje Sjoerds zeer ongunstig bekend. HE had haar ook al meegemaakt in 1778 toen hij samen met Sipke Sjoerds uit Dokkum en Eelke Pieters uit Leeuwarden in kwartier lag bij de herbergier Ate Minnes in Oenkerk. De vrouw van de herbergier (Antje Sjoerds) stond bekend om haar "zeer slordig leven en gedrag". Zo was Eelke Pieters (getrouwd!) in de herberg in Oenkerk met Antje Sjoerds "op één bed geweest". De herbergier Ate Minnes was met zijn vrouw later verhuisd naar Harlingen.

 

Allerlei mensen gingen zich met het verschil van mening bemoeien. Door de vele alcohol waren de gemoederen zeer verhit. HE bemoeide zich er ook mee. Hij sneed de herbergierster, Antje Sjoerds met een mes in het gezicht. Haar neus en de rechter wang kregen een snee. Vervolgens bewerkte HE ook Pieter Pieters van Britswerd op dezelfde manier en tenslotte bracht hij Gooitsen Gerkes uit Oenkerk (net als HE oppasser) een steek in de linkerzijde, net onder de korte ribben toe, zodanig dat "het bloedt met veel geweld en door alle sijne klederen uitvloeide". De gewonden wisten tot buiten de herberg te vluchten naar de wacht (bij de Zuiderpoort).

 

Door de wacht werden al snel HE en een andere raddraaier gepakt en gevangen gezet. HE had zich niet verzet tegen zijn arrestatie. Hij verklaarde later bij zijn verhoor dat hij niet de dader kon zijn, omdat hij geen mes had. Toch is er nadat HE naar de hoofdwacht was overgebracht, naar een mes gezocht. Er werd al snel een mes gevonden door Harmen Gerbens (van de wacht) en wel in het stekje naast de bank. Het was een klein "knijfmesje", van vier stuivers uit Namen (Namurs) met een zwart heft. Het mes werd toegevoegd aan de processtukken. (Bij de procestukken is een linnen zakje aanwezig, zou daar het mes in gezeten hebben?) Overigens werd niet gezien dat het mesje bebloed was!

 

Bij het proces werden diverse getuigen gehoord. Bovendien werd er gemeld dat HE niet van onbesproken gedrag was: Voor enige jaren had hij crimineel gedrag vertoond: mishandeling en kwetsen met een mes. Bij vonnis van 9 mei 1769 was hij voor één jaar buiten 's lands gebannen. Als getuige werd bijvoorbeeld gehoord Harmannus Oosterkamp, de sergeant van de wacht. Hij verklaarde dat HE van middelmatig postuur was, bruin haar en "na gedachten gekleedt in een zwart of bruin camisool". Hij verklaarde dat HE wel dronken, maar zeker niet stomdronken was geweest. HE had direct gezegd dat hij de verwondingen niet had veroorzaakt, omdat hij geen scherp mes bij zich had.

 

Verder werd als getuige gehoord Wopke Djoerds, de 28-jarige zoon van Djoerd Wopkes en Aalke Tjeerts. HE (en anderen) woonden tijdens het slatten in huis bij hun. Volgens deze getuige was HE gewend een mes bij zich te dragen! Dit getuigenis is ondertekend met een handmerk. Andere getuigen waren Piter Willems, scheepstimmerman te Harlingen en Douwe Watzes (39 jaar uit De Lemmer), die bij HE in hetzelfde huis woonde, en Aldert Jochems (sjouwer op de werf te Harlingen, afkomstig van Berum, 62 jaar). Zij verklaarden dat ze elke dag met HE aan tafel gegeten hadden en dat HE een mes had.

 

Interessant zijn nog de uitspraken die HE gedaan zijn hebben bij de vechtpartij. Zo had Gooitsen Gerkes HE toegeroepen: "Hendrik, hoe mag stou het hebben", waarop HE had geantwoord: "Dou duivel zuiste er ook van hebben, en zuiste van mijn handen sterven".

 

Het vonnis in het proces viel op 17 december 1782. De advocaat voor HE, Dr Thomas Wielandt had geprobeerd om HE vrij te pleiten. Zijn belangrijkste punten waren de onbetrouwbaarheid en slechte reputatie van de herbergiersvrouw Antje Sjoerds en het feit dat HE verklaard had geen mes bij zich gehad te hebben. Omdat het gevonden mes geen bloed had vertoond leek het ongeloofwaardig dat het inderdaad het wapen was. HE werd desalniettemin veroordeeld tot 4 jaar.

 

De stukken van het proces zitten in een map en zijn ongeveer 4 cm dik. Het zijn vellen papier van folioformaat. De meeste getuigenissen beslaan een aantal bladzijden. Verder is er het linnen zakje waar al eerder over werd gesproken. Hier zit wel een stuk papier opgeplakt, maar het is onduidelijk wat het doel en de betekenis van dit zakje is. In de processtukken wordt als leeftijd van HE vermeld "in het negenendertigste jaar". Dat zou betekenen dat HE geboren zou zijn in 1782-39=1743. Dat is in strijd met de gegevens over de doop (1735). Bovendien zijn HE dan getrouwd zijn op een leeftijd van 13 jaar (getrouwd 5-9-1756 te Akkerwoude met Antje Rijkles). De vermelding van de leeftijd lijkt daarom niet juist.