In 1811 maakten de Nederlanden deel uit van het Franse keizerrijk. Eén van de maatschappelijke veranderingen die plaatsvonden was invoering van een uniform strafstelsel. De regels met betrekking tot delicten en straffen waren nu opgeschreven in de Code Pénal (CP).
De vertaling werd door Willem Bilderdijk verzorgd. De Code d'Instruction Criminelle (C.I.C.) behandelde het strafprocesrecht. In de Code Pénal waren strafbare feiten in drie soorten onderverdeeld, nl. zware (misdaden of crimes), middelzware (wanbedrijven of délits) en lichte (overtredingen of contraventions).
Het Hof van Assisen behandelde de misdaden en de Rechtbank van Eerste Aanleg behandelde de wanbedrijven. Overtredingen werden door politierechtbanken berecht. Een belangrijke verandering in het strafrecht was de afschaffing van de meeste lijfstraffen, behalve geseling en brandmerking. De pijnbank was al in 1795 afgeschaft. Ook konden veroordeelden in veel gevallen in beroep gaan (appel of cassatie). Na het vertrek van de Fransen in 1813 blijft de Code Pénal nog lange tijd provisioneel gehandhaafd. In het Koninklijk Besluit van 11 december 1813 van Willem I werden enige veranderingen aangebracht in het Franse strafrecht.
Aanneming der Grondwet, 1814
Dit Koninklijk Besluit staat bekend als het zgn. Gesel- en wurgbesluit, omdat één van de artikelen een andere uitvoering van de doodstraf inhield. De guillotine werd afgeschaft. Daarvoor in de plaats kwam de strop of zwaard, waarbij de strop voor de schandelijkste werd gehouden. Er werden steeds minder doodstraffen uitgesproken. Met name de vage formulering van artikel 12 van het Koninklijk Besluit gaven de rechters een mogelijkheid om onder de strenge bepalingen van de Code Pénal uit te komen:
De Regters zullen voortaan bevoegd zijn , om in misdaden van mindere aangelegenheid, of ook wanneer de misdadiger, hetzij uit hoofde zijner jonge jaren, of wel wegens de verleiding van anderen tot het misdrijf, of om andere favorabele omstandigheden, eene aanmerkelijke mitigatie van straf mogt verdienen, als dan den tijd van confinement ook beneden de vijf jaren, zelfs zonder te Pronkstelling, te mogen bepalen, daaromtrent handelende met de meest mogelijke omzigtigheid.
In 1838 werd een nieuw stelsel ingevoerd, waardoor de boeken van de Criminele Vonnissen ophouden. Misdaden werden vanaf nu door Provinciale Gerechtshoven berecht, wanbedrijven door arrondissementsrechtbanken en overtredingen door de kantongerechten.
In 1870 werd de doodstraf afgeschaft en pas in 1886 kwam het ook nu nog gebruikte nationale Wetboek van Strafrecht uit met de tweedeling misdrijven en overtredingen. Lijfstraffen en onterende straffen werden afgeschaft. De straffen werden nu globaal: gevangenis, hechtenis en geldboete. Bron: M. Veld.