Huishoudelijk reglement 1964


Huishoudelijk reglement 1964. Gelet op artikel 22 van de Beginselenwet gevangeniswezen; Gehoord de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad van Advies voor het Gevangeniswezen, de Psychopatenzorg en de Reclassering; Stelt vast de navolgende bepalingen, die kunnen worden aangehaald als huishoudelijk reglement voor de gevangenis te Leeuwarden.  

Gevangenis Leeuwarden, 's-Gravenhage, 1 mei 1964

Hoofdstuk I. Het Gesticht

  1. Bestemming van het gesticht 
  2. Inrichting van het gesticht 
  3. Verwarming, verlichting en brandveiligheid

Hoofdstuk 11. De Ambtenaren

  1. De ambtenaren in het algemeen 
  2. De directie 
  3. Het administratief personeel 
  4. De sociaal ambtenaar 
  5. De geestelijke verzorgers 
  6. De geneesheer 
  7. Het onderwijzend personeel 
  8. De bibliotheekbeheerder 
  9. Het bewakingspersoneel 
  10. Het arbeidspersoneel 
  11. Het verplegend personeel 
  12. Het huishoudelijk personeel 
  13. De gestichtsraad

Hoofdstuk 111. Het Regiem

  1. Algemene bepalingen 
  2. Materiële verzorging 
  3. Geestelijke verzorging 
  4. Briefwisseling 
  5. Bezoek 
  6. Eigen geld 
  7. Ontwikkeling en ontspanning

MINISTERIE VAN JUSTITIE

Directie Gevangeniswezen

Stafbureau Algemene Vraagstukken Nr. 177/364

DE MINISTER VAN JUSTITIE,

Gelet op artikel 22 van de Beginselenwet gevangeniswezen;

Gehoord de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad van Advies voor het Gevangeniswezen, de Psychopatenzorg en de Reclassering; Stelt vast de navolgende bepalingen, die kunnen worden aangehaald als huishoudelijk reglement voor de gevangenis te Leeuwarden.

 

Hoofdstuk I

HET GESTICHT

Par. 1. Bestemming van het gesticht

Artikel 1. Het gesticht is bestemd voor opneming van mannelijke gevangenen als bedoeld in artikel 19 van de Wet van 21 december 1951 (Staatsblad nr. 596).

 

Par. 2. Inrichting van het gesticht

 

Artikel 2. Aan de interne selectie van' de gedetineerden dient.de nodige aandacht te worden geschonken.

 

Artikel 3. Als regel worden twee gedetineerden niet in een woonvertrek geplaatst.

 

Artikel 4. Alle vertrekken zijn genummerd of van een ander merkteken voorzien; op de deuren staat, voor zover nodig, de bestemming aangegeven. Op of naast de deur van elk bewoond vertrek voor gedetineerden is een kaart gehecht, bestemd voor de vermelding van de personalia. Het model hiervan wordt door de Minister van Justitie vastgesteld.

 

Artikel 5. Op het bureau van de directeur, alsmede op plaatsen, waar dit voor de dienst noodzakelijk en verantwoord wordt geacht, bevindt zich een plattegrond van het gesticht en een lijst, waarop alle lokalen van het gesticht zijn aangegeven onder vermelding van de bestemming.

 

Artikel 6. De deuren en hekken zijn zoveel mogelijk voorzien van het nummer van de daarbij behorende sleutels. Van alle aanwezige sleutels wordt een nauwkeurige administratie bijgehouden. Voor zover de sleutels niet in gebruik zijn bevinden deze zich op de door de directeur aangegeven plaats" en onder bewaking van daarvoor aangewezen ambtenaren. Van de afgegeven sleutels wordt door deze aantekening gehouden. Van elke sleutel moet: tenminste een reservesleutel aanwezig zijn. De reserve sleutels moeten in een daartoe stemde sleutelkast worden bewaard. De sleutel van deze sleutelkast berust uitsluitend bij de directeur of, bij diens afwezigheid, bij zijn vervanger. Dienstsleutels mogen nimmer in handen van gedetineerden zijn.

 

Par. 3. Verwarming, verlichting en brandveiligheid

 

Artikel 7. Met de verwarming van de gedetineerdenverblijven wordt aangevangen op de 16e oktober en geëindigd op de le april. In verband met de weersgesteldheid kan hiervan worden afgeweken.

 

Artikel 8. Bij de verwarming van de gedetineerdenverblijven wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een voldoende warmtegraad. De temperatuur van de 'vertrekken waarin zieken worden verpleegd wordt in overleg met de geneesheer geregeld; zo nodig geschiedt de verwarming van deze vertrekken door middel van een afzonderlijke verwarmingsapparatuur.

 

Artikel 9. Voor een voldoende verlichting van het gestichten de bijbehorende terreinen wordt zorg gedragen, waarbij in het bijzonder ook aal). de eisen van veiligheid dient te worden voldaan. Voorts wordt de nodige aandacht besteed aan een doelmatige verlichting van de door de gedetineerden bewoonde vertrekken. Lantaarns met kaarsen of lucifers of andere middelen voor noodverlichting dienen steeds voorhanden te zijn.

 

Artikell0. In het gesticht moeten steeds voldoende en te allen tijde bruikbare brandblusmiddelen aanwezig zijn. Hieromtrent dient overleg te worden gepleegd met de bouwkundig ambtenaar van de Rijksgebouwendienst en het Hoofd van de brandweer ter plaatse.

 

Hoofdstuk II

DE AMBTENAREN

Par. 1. De ambtenaren in het algemeen

 

Artikel 11. De bepalingen van dit reglement met betrekking tot ambtenaren zijn tevens van toepassing op hen, met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.

 

Artikel 12. De ambtenaren zijn verplicht de gedetineerden op behoorlijke wijze tegemoet te treden en hen door hun houding in woorden en daden tot voorbeeld te zijn.

 

De handhaving van orde en tucht dient op zodanige wijze te geschieden, dat het gezag wordt hoog gehouden. In geval van moedwillige tegenstand en lijdelijk verzet wordt doortástend opgetreden. Het gebruik maken van wapenen wordt, binnen het raam van de terzake bestaande voorschriften, zo nodig bij nadere instructie van de directeur geregeld.

 

Artikel 13. De ambtenaren zijn verplicht de bevelen van hun meerderen op te volgen. Zij zullen voorts streven naar een goede onderlinge samenwerking met alle leden van het personeel, teneinde de juiste vervulling van ieders taak in het gesticht zoveel mogelijk te helpen bevorderen.

 

Artikel 14 De ambtenaren verwijderen zich gedurende de uren van hun dienst niet uit het gesticht zonder de voorkennis en toestemming van de directeur.

 

Artikel 15. Het is de ambtenaren verboden:

 

1e. voor gedetineerden enig voorwerp in of buiten het gesticht te brengen zonder toestemming van de directeur;

 

2e. aan gedetineerden geschenken, in welke vorm dan ook, te geven of van hen, of in hun belang van derden, iets aan te nemen;

 

3e. betreffende gedetineerden mededelingen van welke aard ook te doen aan andere gedetineerden of zonder toestemming van de directeur zulks te doen aan derden.

 

4e. van gedetineerden iets te kopen, aan hen te verkopen of van hen terleen te ontvangen, dan wel zonder toestemming van de directeur aan hen terleen te geven;

 

5e. connecties aan te knopen en te onderhouden met betrekkingen van gedetineerden, of wel met kortelings ontslagen gedetineerden en hun betrekkingen;

 

6e. gedetineerden tot het verrichten van particulier werk of andere dergelijke diensten te bezigen, tenzij met toestemming van de Minister van Justitie.

 

Artikel16. De ambtenaren voor wie uniformen of onderscheidingstekenen zijn vastgesteld zijn verplicht deze tijdens de uitoefening van hun dienst te dragen, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van de directeur. De ambtenaren moeten, zo dikwijls de directeur het nodig oordeelt of dit in de voor hen vastgestelde instructie is bepaald, bewapend zijn.

 

Artikel 17. Indien een ambtenaar door ziekte of anderszins verhinderd is zijn dienst te verrichten, is hij verplicht daarvan onder opgave van redenen zo tijdig mogelijk mededeling te doen aan de directeur, teneinde vertraging of hinder in de dienst zoveel doenlijk te voorkomen.

 

Artikel 18. Iedere ambtenaar is verplicht zorg te dragen voor de veiligheid in het gesticht en te waken tegen ontvluchting. Te dien einde zal hij erop bedacht moeten zijn, dat het toezicht op de gedetineerden niet wordt onderbroken.

 

Artikel 19. Door het personeel mag slechts worden gerookt op door de directeur aan de hand van de terzake bestaande voorschriften aan te wijzen plaatsen en tijdstippen.

 

Par. 2. De directie

 

Artikel 20. De directeur is belast met het beheer van het gesticht. Hij is hiervoor verantwoording verschuldigd aan de Minister van Justitie.

 

Artikel 21. Het beleid van de directeur zal er in het bijzonder op gericht moeten zijn om door middel van het voor het gesticht vastgestelde regiem de daarbij beoogde doeleinden zoveel mogelijk tot hun recht te doen komen.

 

Artikel 22. De directeur is aansprakelijk voor de goede gang van. zaken in het gesticht overeenkomstig de daaromtrent geldende wettelijke regelen en administratieve voorschriften. Hij stelt zich regelmatig door eigen waarneming van de toestand in het gesticht op de hoogte.

 

Artikel 23. Behalve aan de personen, die ambtshalve of in verband met de gestichtsdienst daartoe gerechtigd zijn, verleent de directeur slechts toegang tot het gesticht aan die personen te wier aanzien hij daartoe een algemene of incidentele machtiging van de Minister van Justitie heeft ontvangen.

 

Artikel 24. De directeur is bevoegd toegelaten personen uit het gesticht te verwijderen indien hun optreden ten aanzien van de gedetineerden daartoe aanleiding geeft of wel zij zich niet houden aan door de directeur met het oog op de eisen van de gestichtsdienst gegeven aanwijzingen.

 

Artikel 25. De directeur controleert op ongeregelde tijden, in elk geval eenmaal per maand de kas van de comptabele en de door deze beheerde girorekening. Hij houdt van deze controle en van zijn daarbij opgedane bevindingen aantekening. Hij oefent geregeld steekproefsgewijze controle uit op de in het gesticht aanwezige goederen en voorraden.

 

Artikel 26. De directeur bezoekt of ontvangt iedere gedetineerde in beginsel op de dag van opneming in het gesticht of anders zo spoedig mogelijk na deze dag. Hij geeft de gedetineerden op gezette tijden gelegenheid hem te spreken en bezoekt geregeld een aantal hunner, teneinde zoveel mogelijk inzicht te krijgen in hun aard, stemming en psychische toestand. Hij stelt zich in het bijzonder op de hoogte van de toestand van de gedetineerden, die een disciplinaire straf ondergaan, als bedoeld in artikel 100, sub a, b, c en d van de Gevangenismaatregel, alsmede van de toestand van hen, die in een isoleercel zijn geplaatst.

 

Artikel 27. Ter bevordering van de belangen van de dienst en van de goede onderlinge samenwerking van het personeel belegt de directeur geregeld bijeenkomsten met het personeel.

 

Artikel 28. De directeur stelt voor het personeel de nodige instructies vast en legt deze ter goedkeuring voor aan de Minister van Justitie.

 

Artikel 29. De directeur geeft kennis aan de Minister van Justitie van alle voorvallen en bijzonderheden, ten aanzien waarvan zulks is voorgeschreven dan wel redelijkerwijs mededeling kan worden verwacht. Van elk bijzonder voorval in het gesticht doet de directeur aantekening houden.

 

Artikel 30. De directeur streeft naar een goede samenwerking met de commissie van toezicht en bevordert dat deze haar taak naar behoren kan vervullen.

 

Artikel 31. De directeur doet aan de betrokken Officier van Justitie zodra mogelijk mededeling van alle in het gesticht gepleegde strafbare feiten, zomede van andere feiten, waarvan hij kennisneming door deze noodzakelijk of gewenst acht.

 

Artikel 32. De directeur is gehouden dagelijks de inschrijvingen van de gedetineerden in de krachtens de art.566 t/m 569 van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven registers te ondertekenen.

 

Artikel 33. Aan iedere gedetineerde die invrijheid wordt gesteld, wordt een door de directeur getekend. bewijs van ontslag uitgereikt, waarop het bedrag van de uitgaanskas wordt vermeld.

 

Artikel 34. Bij ongeval of plotseling optredende ziekte van een gedetineerde, waarschuwt de directeur terstond de geneesheer of diens vervanger. Indien een gedetineerde in levensgevaar verkeert doet de directeur hiervan bovendien aanstonds mededeling aan de betrokken geestelijke verzorger. Bij afwezigheid of verhindering van deze laatste of in gevallen, waarin de betreffende gedetineerde niet onder de bearbeiding van enige geestelijke verzorger valt, tracht de directeur anderszins in de mogelijkheid van geestelijke bijstand te voorzien.

 

Voorts waarschuwt hij voor zover mogelijk de echtgenote of een der naaste bloed- of aanverwanten van de gedetineerde. Van de overbrenging van een gedetineerde naar een ziekeninrichting geeft de directeur, indien de gedetineerde geacht wordt daartoe niet of bezwaarlijk instaat te zijn, voor zover mogelijk, kennis aan de echtgenote of aan een der naaste bloed- of aanverwanten van de betrokkene.

 

Artikel 35. Voor de aangifte van elk sterfgeyal van een gedetineerde wordt door de directeur zorg gedragen. De directeur stelt tevens de nabestaanden van de betrokken gedetineerden aanstonds met diens overlijden in kennis. Indien de teraardebestelling niet door de zorg en voor rekening van de nabestaanden plaats heeft, geschiedt deze door bemiddeling van de directeur en voor rekening van het Rijk, voor zover het eigen geld en de uitgaanskas van de overledene niet toereikend zijn voor de bestrijding der kosten. Daarbij zullen de ten laste van het Rijk komende uitgaven zoveel mogelijk dienen te worden beperkt.

 

Artikel 36. De directeur draagt zorg dat alle ambtenaren met de behandeling van de brandblusmiddelen vertrouwd zijn en doet daartoe periodiek de nodige oefeningen houden. Bij het uitbreken van brand in of in de nabijheid van het gesticht, neemt de directeur de maatregelen, die met het oog op de veiligheid van personen en goederen in het gesticht noodzakelijk zijn. De verplichtingen van de ambtenaren in geval van brand worden door de directeur bij instructie vastgesteld.

 

Artikel 37. De directeur draagt zorg dat de daarvoor in aanmerking komende ambtenaren met het gebruik van vuurwapenen vertrouwd zijn. Hij bevordert dat hiertoe de nodige oefeningen worden gehouden.

 

Artikel 38. De adjunct-directeur of de door de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar staat de directeur terzijde bij het beheer van het gesticht en verricht overigens de werkzaamheden die hem krachtens een door de directeur vastgestelde taakverdeling zijn opgedragen. Bij afwezigheid van de directeur treedt hij in diens plaats op en is al het omtrent de directeur bepaalde op hem van toepassing.

 

Par. 3. Het administratief personeel

 

Artikel 39. Het hoofd van de administratie, tevens comptabele, zorgt voor de goede gang van zaken op de administratie. Hij besteedt aandacht aan de verdere scholing van het administratief personeel.

 

Artikel 40. Uit het administratief personeel wordt door de Minister van Justitie een plaatsvervangend comptabele aangewezen.

 

Par. 4. De sociaal ambtenaar

Artikel 41. De ,sociaal ambtenaar tracht zich zoveel mogelijk een inzicht te verschaffen in de persoonlijkheid van alle in het gesticht opgenomen gedetineerden. Hij bemiddelt, zomogelijk in overleg met een reclasseringinstelling, bij het zoeken naar een oplossing van de maatschappelijke moeilijkheden der gedetineerden, welke voortvloeien uit of in verband staan met het feit hunner detentie. Hij stimuleert een verantwoorde vrije tijdsbesteding der gedetineerden, welke op hun ontwikkeling en ontspanning gericht dient te zijn. Bij de uitoefening van de bovenvermelde werkzaamheden als ook overigens handelt hij naar de voor hem vastgestelde instructie.

 

Par. 5. De geestelijke verzorgers

Artikel 42. De aan het gesticht verbonden geestelijke verzorgers behartigen de geestelijke verzorging van de gedetineerden, voor zover deze aan hen is opgedragen, overeenkomstig de terzake al of niét bij instructie vastgestelde richtlijnen. Zij zorgen bij ziekte, verlof of verhindering uit anderen hoofde voor voldoende vervanging ten genoege van de directeur, die tijdig met de regeling dier vervanging in kennis dient te worden gesteld, onverminderd de mededeling, die zij daarvan aan de hoofdpredikant of aan de hoofdaalmoezenier bij de inrichtingen van Justitie zullen hebben te doen. Duurt de afwezigheid langer dan een maand, dan dient omtrent de vervanging overleg te worden gepleegd met de hoofdpredikant of met de hoofdaalmoezenier voornoemd.

 

Artikel 43. De geestelijke verzorgers stellen zich zo spoedig mogelijk na opneming van een gedetineerde, wiens geestelijke verzorging aan hen is opgedragen, met deze i~ verbinding en houden ook verder geregeld contact met hem. Tevens bezoeken zij een gedetineerde als bedoeld in het eerste lid, indien hun daartoe door of namens de directeur het verzoek wordt gedaan. De directeur kan in bepaalde gevallen toestaan, dat voor het bezoek van een geestelijke verzorger de arbeid wordt onderbroken. Voorts kan hij, indien daartoe aanleiding bestaat, het bezoek verbieden of daarvoor bepaalde uren aanwijzen.

 

Artikel 44. De op grond van artikel 65 van de Gevangenismaatregel vereiste toestemming van de directeur, ten aanzien van het zich in verbinding stellen van de aan het gesticht verbonden geestelijke verzorgers met gedetineerden, wier geestelijke verzorging niet aan hen is opgedragen, zal door de directeur slechts mogen worden verleend met inachtneming van het bepaalde in het tweede of derde lid van dit artikel. Indien de geestelijke verzorging van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gedetineerden aan een ander is opgedragen, zal slechts tot het verlenen van de vereiste toestemming mogen worden overgegaan, wanneer daartoe gegronde en voldoend gemotiveerde redenen aanwezig kunnen worden geacht en nadat de betrokken gedetineerden terzake door de directeur zijn gehoord. Twijfelgevallen zullen door de directeur ter beslissing worden voorgelegd aan de Minister van Justitie, onder overlegging van het aan het slot van artikel ~5 van de Gevangenismaatregel bedoeld advies. Voor zover het betreft gedetineerden, wier geestelijke verzorging niet aan een ander is opgedragen, zal de directeur alvorens de vereiste toestemming te verlenen, terzake overleg plegen met de aan het gesticht verbonden .geestelijke verzorgers waarbij, ter bevordering van de meest verantwoorde beslissing, de nodige aandacht dient te worden geschonken aan godsdienstige afkomst en instelling van de betrokken gedetineerden.

 

Artikel 45. Omtrent de tijdstippen, waarop de godsdienstoefeningen en spreekuren zullen worden gehouden, godsdienstonderwijs zal worden gegeven of wel retraites, tridua of protestantse kerkelijke conferenties zullen plaats hebben wordt overleg gepleegd met de directeur.

 

Artikel 46. De aan het gesticht verbonden geestelijke verzorgers worden, voor zoveel ieder van hen aangaat, in kennis gesteld met bezoeken aan gedetineerden door geestelijke verzorgers als bedoeld in art. 66 van de Gevangenismaatregel.

 

Artikel 47. Aan de aan het gesticht verbonden geestelijke verzorgers wordt medegedeeld:

 

a. welke gedetineerden behoren tot een genootschap op geestelijke grondslag, waarvan een vertegenwoordiger, op grond van artikel 67, eerste lid, van de Gevangenismaatregel, tot het behartigen van hun geestelijke belangen is toegelaten.

 

b. ten aanzien van welke gedetineerden door de directeur de op grond van artikel 67, tweede lid, van de Gevangenismaatregel vereiste toestemming is verleend.

 

Artikel 48. Ten aanzien van de bezoeken aan gedetineerden door geestelijke verzorgers als bedoeld in art 66 van de Gevangenismaatregel, of door vertegenwoordigers van genootschappen op geestelijke grondslag als bedoeld in artikel 67 van de Gevangenismaatregel, is het bepaalde in artikel 43, derde en vierde lid, van dit reglement ook zoveel mogelijk van toepassing.

 

Artikel 49. De aan het gesticht verbonden geestelijk verzorgers verstrekken in de loop van de maand januari aan de directeur de benodigde gegevens voor' de samenstelling van diens jaarverslag.

 

Par. 6. De geneesheer

 

Artikel, 50. De geneesheer houdt de directeur steeds op de hoogte van het adres waar hij, zo nodig, bereikbaar is. Hij zorgt dat hij in geval van ziekte, verlof of verhindering uit anderen hoofde, door een andere geneesheer wordt vervangen. Van elke vervanging wordt door hem kennis gegeven aan de directeur en, zo de vervanging langer duurt dan drie dagen, door diens tussenkomst aan de Minister van Justitie.

 

Artikel 51. Mede teneinde zich op de hoogte te stellen van de lichamelijke en geestelijke toestand van de binnengekomen gedetineerden, brengt de geneesheer als regel op alle werkdagen een bezoek aan het gesticht. Daarbij bezoekt hij in elk geval diegenen, aan wie een der straffen is opgelegd als bedoeld in art. 100, sub a, b, c en d van de Gevangenismaatregel alsmede hen, die in een isoleercel zijn geplaatst. Hij is voorts verplicht om wanneer de directeur buiten die bezoektijd zijn aanwezigheid in het gesticht noodzakelijk acht, aan diens daartoe strekkend verzoek gevolg te geven.

 

Artikel 52. De geneesheer ziet toe op de opvolging van de door hem gegeven voorschriften. Indien deze voorschriften de gang van zaken en de orde in het gesticht betreffen, pleegt hij daaromtrent vooraf overleg met de directeur. Hij overtuigt zich er zoveel mogelijk van dat de voeding, in het bijzonder voor de zieken, behoorlijk gereed gemaakt wordt.

 

Artikel 53. De geneesheer is verplicht om aan de directeur alle inlichtingen te verstrekken, die door hem zonder schending van zijn beroepsgeheim kunnen worden gegeven.

 

Artikel 54. Zodra een gedetineerde naar het oordeel van de geneesheer in levensgevaar verkeert, geeft de geneesheer daarvan kennis aan de directeur.

 

Artikel 55. De geneesheer verstrekt in de loop van de maand januari aan de directeur de benodigde gegevens voor de samenstelling van diens jaarverslag.

 

Artikel 56. De geneesheer handelt overigens overeenkomstig de ten aanzien van de geneeskundige verzorging der gedetineerden al dan niet bij instructie door de Minister van Justitie vastgestelde richtlijnen.

 

Par. 7. Het onderwijzend personeel

 

Artikel 57. Het onderwijzend personeel draagt zorg voor het van Rijkswege te geven onderwijs.

 

Par. 8. De bibliotheekbeheerder

Artikel 58. De bibliotheekbeheerder dient de gedetineerden van advies bij het kiezen van lectuur en geeft hun voorlichting over de aard en inhoud van de boeken. Hij is voorts belast met de zorg voor een doelmatig administratief beheer van de bibliotheek en ziet toe dat de boeken in goede staat verkeren. Hij verricht zijn taak in overeenstemming met het dienaangaande gestelde in artikel 104 en met de ten aanzien van het bibliotheekbeheer vastgestelde instructies.

 

Par:. 9. Het bewakingspersoneel

Artikel 59. Het hoofd van de bewaking draagt zorg voor de goede uitvoering van de aan het bewakings en huishoudelijk personeel opgedragen diensten en houdt daarop nauwlettend toezicht. Hij bevordert de goede orde en veiligheid in het gesticht en let op een doeltreffende bewaking. Hiertoe kan hij aan andere gestichtsambtenaren de door hem nodig geachte aanwijzingen geven. Bij verstoring van de orde of gevaar voor de veiligheid treft hij aanstonds de nodige maatregelen, doch gaat daarbij niet verder dan de ogenblikkelijke toestand vereist en stelt daarna onmiddellijk de directeur van het gebeurde op de hoogte. Hij schenkt in het bijzonder aandacht aan de praktische scholing van het bewakingspersoneel en aan een juiste omgang van dit personeel met de gedetineerden.

 

Artikel 60. De overige kaderleden of hun vervangers staan het hoofd van de bewaking in zijn taak terzijde en verrichten overigens de werkzaamheden die hun, krachtens een door de directeur vastgestelde taakverdeling zijn opgedragen.

 

Artikel 61. Het bewakingspersoneel houdt toezicht op de gedetineerden, zowel in het gesticht als op het gestichtsterrein, en bij werkzaamheden buiten het gesticht, welke onder bewaking moeten worden verricht. Bij de uitoefening van zijn taak schenkt dit personeel aandacht aan de persoonlijkheid van de gedetineerden, teneinde daaromtrent zo nodig inlichtingen te kunnen verstrekken. Het bewakingspersoneel streeft voorts bij zijn optreden naar een gunstige beïnvloeding der gedetineerden. De nadere regeling van de dienstverrichtingen van het bewakingspersoneel wordt overgelaten aan de directeur.

 

Par. 10. Het arbeidspersoneel

Artikel 62. Uit het aanwezige arbeidspersoneel is een ambtenaar belast met de leiding van de arbeid in het gesticht in het algemeen, onverminderd ieders verantwoordelijkheid voor de hem persoonlijk toevertrouwde taak. De met de leiding belaste ambtenaar streeft, voor zoveel van hem afhangt, naar een efficiënte bedrijfsvoering van de arbeid.

 

Artikel 63. Bij de leiding van de werkzaamheden van de gedetineerden zal in het oog moeten worden gehouden dat het zich wennen aan geregelde -en- intensieve arbeid van bijzondere waarde is voor hun wederopneming in de maatschappij; daartoe zullen ook de arbeidsmethoden zoveel mogelijk gericht moeten zijn op aanpassing aan die in de vrije bedrijven.

 

Artikel 64. Bij de uitoefening van zijn taak schenkt het arbeidspersoneel aandacht aan de persoonlijkheid van de gedetineerden, teneinde daaromtrent zo nodig inlichtingen te kunnen verstrekken, en streeft tevens naar een gunstige beïnvloeding van de gedetineerden. Het arbeidspersoneel zal nauwkeurig letten op een oordeelkundig gebruik van machines, gereedschappen en materialen. Voorts zal dit personeel er op toezien, dat door de gedetineerden geen arbeid wordt verricht, welke niet door of vanwege de directeur is opgedragen of uitdrukkelijk is toegestaan. Ten aanzien van de orde en veiligheid in het gesticht zal ook het arbeidspersoneel zich hebben te gedragen naar de terzake door het hoofd van de bewaking te geven aanwijzingen.

 

Par. 11. Het verplegend personeel

Artikel 65. Het verplegend personeel draagt zorg voor nauwkeurige uitvoering van de door de geneesheer ten aanzien van de geneeskundige behandeling der gedetineerden gegeven voorschriften en aanwijzingen. Overigens gedraagt het zich overeenkomstig de bevelen van de directeur.

 

Par. 12. Het huishoudelijk personeel

Artikel 66. De koks houden bij de uitoefening van hun taak rekening met de eisen der hygiëne. Zij dragen binnen het raam van de terzake bestaande voorschriften zorg voor een oordeelkundige bereiding en verdeling der voeding en trachten de smakelijkheid van de maaltijden zoveel mogelijk te bevorderen. Zij houden toezicht op alle onder hun berusting zijnde levensmiddelen en op de werkzaamheden, welke in de keuken en de daarbij behorende vertrekken worden verricht. Voorts zijn zij aansprakelijk voor de reinheid van keuken en de bovenbedoelde vertrekken, alsmede van het keukengerei. Een der koks is met de leiding der werkzaamheden belast.

 

Artikel 67. De stokers dragen zorg voor een zorgvuldige behandeling van de verwarmingsinstallaties.

 

Par. 13. De gestichtsraad

Artikel 68. In het gesticht is een gestichtsraad. De gestichtsraad adviseert de directeur, behalve in de gevallen genoemd in artikel 19a t/m c en in artikel 20, eerste lid, van de Gevangenismaatregel, tevens in de gevallen waarin de directeur zulks wenselijk acht. De gestichtsraad kan de directeur op initiatief van een der leden adviseren om andere onderwerpen betreffende de gestichtsdienst op de agenda te plaatsen.

 

Hoofdstuk III 

HET REGIEM

Par. 1. Algemene bepalingen

Artikel 69. De gedetineerden ondergaan hun straf in beperkte gemeenschap. De directeur draagt zorg, dat niet meer gedetineerden worden samengebracht, dan in verband met de eisen van veiligheid verantwoord is te achten. Voor de gedetineerden kan een observatieperiode in acht worden genomen. De duur daarvan bedraagt "als regel niet meer dan een maand en ten hoogste twee maanden na binnenkomst van de gedetineerde. Gedurende de observatieperiode wordt in het algemeen afzondering toegepast, met dien verstande, dat de betrokken gedetineerden als regel zullen worden toegelaten tot de in het gesticht te houden godsdienstoefeningen of bezinningsbijeenkomsten van een genootschap op geestelijke grondslag.

 

Artikel 70. Na afloop van de observatieperiode bestaat de beperkte gemeenschap uit:

 

a. gemeenschappelijke arbeid, tenzij bepaalde gedetineerden op grond van hun persoonlijkheid naar de mening van de directeur, gehoord de gestichtsraad, daarvoor niet in aanmerking kunnen komen;

 

b. gemeenschappelijk onderwijs voor de daarvoor in aanmerking komende gedetineerden;

 

c. gemeenschappelijke godsdienstoefeningen en. bezinningsbijeenkomsten, alsmede gemeenschappelijk godsdienstonderwijs, waaronder contactbijeenkomsten;

 

d. gemeenschappelijke lichaamsoefeningen;

 

e. gemeenschappelijke beweging in de open lucht. Voor zover de persoonlijkheid en de houding van de gedetineerden zulks toelaten kan de beperkte gemeenschap worden uitgebreid met een of meer der volgende vormen:

 

a. gemeenschappelijke sport;

b. gemeenschappelijke lezingen en voordrachten;

c. gemeenschappelijke uitvoeringen;

d. gemeenschappelijke recreatie;

e. gemeenschappelijke maaltijden, op feest- en /of hoogtijdagen en aan het slot van een retraite of protestants kerkelijke conferentie, voor zover de directeur zulks wenselijk en mogelijk acht.

 

Artikel 71. De gedetineerden. zijn te allen tijde verplicht de bevelen op te volgen hun door of namens de directeur gegeven.

 

Artikel 72. Zodra een gedetineerde wordt binnengebracht worden de bescheiden tot zijn insluiting door of vanwege de directeur onderzocht. Zijn deze stukken in goede orde bevonden en bestaat er geen twijfel omtrent de identiteit van de gedetineerde, dan geschieden de vereiste inschrijvingen. Daarbij worden tevens de in zijn bezit zijnde geldswaarden en kostbaarheden door of vanwege de directeur in bewaring genomen en opgeborgen in een zorgvuldig afgesloten ruimte. Na de inschrijving wordt de gedetineerde in een daarvoor bestemd lokaal nauwkeurig gevisiteerd. Worden bij de visitatie nog geldswaarden of kostbaarheden bij hem aangetroffen', dan worden deze alsnog ter bewaring aan de directeur ter hand gesteld. De overige in zijn bezit zijnde voorwerpen worden ingenomen en opgeborgen overeenkomstig de voor eigen kleding van gedetineerden gestelde regelen.

 

Artikel 73. Het is de gedetineerden in het algemeen verboden voorwerpen onder hun berusting te hebben, welke niet van gestichtswege zijn verstrekt. De directeur kan de gedetineerden aan hun kleding of aan den lijve op het bezit van zodanige voorwerpen doen onderzoeken. Clandestien vervaardigde of binnengebrachte voorwerpen worden als regel vernietigd. Voor zover daartoe niet wordt overgegaan, worden deze voorwerpen bij de eigendommen van de betrokken gedetineerde opgeborgen. De gedetineerde wordt met de terzake gevolgde gedragslijn in kennis gesteld.

 

Artikel 74. De directeur kan, volgens door de Minister van Justitie gegeven richtlijnen, aan de gedetineerden toestaan bepaalde bij inkomst in hun bezit zijnde of hun toegezonden voorwerpen onder hun berusting te houden.

 

Artikel 75. De gedetineerde ontvangt na afloop van de visitatie een bad of douche tenzij hiertegen uit medisch oogpunt bezwaar mocht bestaan.

 

Artikel 76. Bij binnenkomst in het voor hem bestemde vertrek wordt de gedetineerde gewezen op zijn verplichtingen. Tevens wordt zijn aandacht gevestigd op het aldaar aanwezige uittreksel uit het huishoudelijk reglement en uit andere voorschriften het Gevangeniswezen betreffende. Voor zoveel nodig wordt dit uittreksel voorgelezen.

 

Artikel 77. De dagindeling der gedetineerden wordt als volgt geregeld:

  • 6.45 - 7.45 uur: opstaan en ontbijt;
  • 7.45 - 12.00 uur: arbeid, onderbroken door een arbeidspauze van 9.45 - 10.00 uur. 
  • 12.00 - 13.30 uur: middagmaal en voor zover mogelijk beweging inde open lucht;
  • 13.30 - 17.45 uur: arbeid, onderbroken door een arbeidspauze van 15.30 - 15.45 uur.
  • 18..00 uur: avondeten;
  • 22.00 uur: uur van naar bed gaan. 

Op zaterdag wordt geen arbeid verricht.

Op zon- en feestdagen en op zaterdagen wordt het uur yan opstaan gesteld op 7.30 uur.

Door de directeur kan aan gedetineerde bij uitzondering worden toegestaan zich na 22.00 uur, doch niet later dan 23.00 uur, ter ruste te begeven. Onderbreking van de arbeidstijden wordt tot het uiterste beperkt:' Indien onderbreking echter onvermijdelijk is, tracht de directeur deze zoveel mogelijk te doen aansluiten aan het begin of aan het einde der arbeidstijden. In verband met de arbeidseisen of om andere dringende redenen kan de directeur, na bekomen machtiging van de Minister van Justitie, van vorenstaande dagindeling afwijken. Tijdens de arbeidspauze kan de gedetineerden het nuttigen van koffie, thee, zoete- en karnemelk worden toegestaan. Zulks mag niet gedurende de arbeid geschieden.  

 

Artikel 78. Het is de gedetineerden verboden tijdens de niet voor de nachtrust bestemde uren te bed te liggen behoudens met toestemming van de directeur.

 

Artikel 79. Ter aankondiging van het uur van opstaan, van de aanvang der arbeidstijden, van het zich ter ruste begeven, van de kerkgang en overigens voor zover daaraan behoefte bestaat, wordt een geluidsignaal gegeven.

 

Artikel 80. De gedetineerde, die het gesticht tijdelijk verlaat, wordt vooraf alsmede bij zijn terugkeer in het gesticht, nauwkeurig gevisiteerd. Ook voor ontslag of overplaatsing uit het gesticht heeft dergelijke visitatie plaats.

 

Artikel 81. De directeur dient de aan een gedetineerde verstrekte werktuigen en gereedschappen na afloop van de arbeid te doen innemen. Voor de beoefening van huisvlijt aan gedetineerden verstrekte gereedschappen worden voor de nachtrust ingenomen. Dit kan ook geschieden met de bovenkleding van gedetineerden en met de hen verstrekte messen, vorken en lepels, indien zulks met het oog op de veiligheid noodzakelijk wordt geacht.

 

Artikel 82. Moedwillig of door achteloosheid door de gedetineerden tijdens de detentie aan het Rijk toegebrachte schade kan zowel op de uitgaanskas als op het overige gedeelte van het arbeids1oon worden verhaald; tot de gehele schuld voor zover mogelijk vereffend is. Dit verhaal zal in de eerste plaats op het zakgeld moeten geschieden, voor zover wenselijk! in door de directeur te bepalen maandelijkse termijnen. Verhaal op, de uitgaanskas zal eerst plaats hebben wanneer en voor zover de schade niet door verhaal op het zakgeld kan worden gedekt. Verhaal kan ook plaats vinden op de gezamenlijke gebruikers van een voorwerp of vertrek. Dit verhaal kan slechts op tweederde gedeelte van het zakgeld geschieden en kan eveneens worden voortgezet tot ieders deel van de schuld voor zover mogelijk vereffend is.

 

Artikel 83. Kosten door het Rijk betaald ingevolge een door een gedetineerde zich zelf moedwillig toegebracht lichamelijk letsel kunnen op de uitgaanskas en op het zakgeld worden verhaald, tot de gehele schuld voor zover mogelijk vereffend is. Het bepaalde in het tweede en derde lid van het vorige artikel vindt daarbij toepassing.

 

Artikel 84. Naar gelang van behoefte wordt aan de gedetineerden mededeling gedaan van de stand hunner rekening.

 

Par. 2. Materiële verzorging

Artikel 85. De gedetineerden worden van rijkswege gekleed. De eigen kleding van de gedetineerden wordt zo nodig gedesinfecteerd.

 

Artikel 86. Gedetineerden die niet reeds op andere wijze in de buitenlucht vertoeven nemen dagelijks, indien het weer het toelaat, zo mogelijk een uur, doch tenminste een half uur beweging in de open lucht. Wanneer de weersomstandigheden zulks wenselijk doen zijn en voorzover de dienst het toelaat, kan de directeur met inachtneming van de eisen van de beveiliging toestemming verlenen, dat de gedetineerden meermalen en/of langer in de open lucht verblijven. De gedetineerden kunnen tijdens het verblijf op de wandelplaatsen tot het nemen van beweging worden verplicht.

 

Artikel 87. De gedetineerden zijn verplicht hun verblijf en hetgeen zich daarin bevindt schoon en ordelijk te houden.

 

Artikel 88. Als kantine artikelen zullen mogen worden verstrekt:

  • Margarine pepermunt
  • gezouten haring of vers fruit
  • bokking zoete- of karnemelk
  • zout thee suiker rookartikelen:
  • jam of stroop sigaretten
  • pindakaas sigaren
  • ontbijtkoek shag
  • biscuit rooktabak
  • worst vloeipapier
  • chocoladerepen lucifers

 

De gedetineerden worden bij binnenkomst in het gesticht en verder tenminste eenmaal per week in de gelegenheid gesteld om opgave te doen van verlangde kantine artikelen. De uitreiking van de aangevraagde kantineartikelen wordt op doelmatige wijze over de verstrekkingsdagen verdeeld.

 

Artikel 89. Het is de gedetineerden toegestaan te roken op plaatsen en tijden door de directeur vast te stellen. Met uitzondering van de arbeidspauze kan het roken niet worden toegestaan tijdens de voor de arbeid bestemde uren. Het bezit van lucifers en/of aanstekers zal door de directeur, gelet op de persoonlijkheid van de gedetineerde, kunnen worden verboden.

 

Par. 3. Geestelijke verzorging

Artikel 90. Gedetineerden, die bij binnenkomst in het gesticht hebben opgegeven niet tot een godsdienstige gezindte te behoren, mogen indien zij daartoe de wens te kennen geven, de in het gesticht gehouden godsdienstoefeningen van eender godsdienstige gezindten bijwonen, althans voor zover de dienst in het gesticht zulks, naar het oordeel van de directeur, toelaat. Zij kunnen verzoeken weder van het bijwonen der godsdienstoefeningen te worden vrijgesteld. Zolang een daartoe strekkend verzoek niet door hen is gedaan, zullen zij de godsdienstoefeningen van de gekozen gezindte geregeld blijven bijwonen.

 

Par. 4. Briefwisseling

Artikel 91. De gedetineerden mogen binnen redelijke grenzen te allen tijde briefwisseling voeren met hun familiebetrekkingen of andere daarvoor in aanmerking komende personen, alsmede met de justitiële autoriteiten en met de commissie van toezicht.

 

Artikel 92. Behoudens tussen gedetineerde echtgenoten en tussen -ouders en hun kinderen is briefwisseling tussen gedetineerden onderling verboden, ook wanneer zij zich niet in hetzelfde gesticht bevinden. In bijzondere gevallen kan door de directeur, nadat hij terzake overleg heeft gepleegd met zijn ambtgenoot, hiervan vrijstelling worden verleend. Van een zodanige vrijstelling moet door aantekening op de brief blijken.

 

Artikel 93. De inkomende, zowel als de uitgaande brieven worden in handen gesteld van de directeur. Deze doet de brieven voor zover hij dit wenselijk acht, boeken ineen daarvoor bestemd register. Behoudens in de gevallen als bedoeld in artikel 12, tweede .lid, jo artikel 91, eerste lid, van de Gevangenismaatregel, zijn de brieven onderworpen aan censuur van de directeur. Na van de uitgeoefende censuur door aantekening op de brief te hebben doen blijken, bevordert deze, indien daartegen geen bezwaar bestaat, de spoedige uitreiking of verzending van de brieven. Het hiervoor met betrekking tot de censuur gestelde is eveneens van toepassing op het verzenden en ontvangen van prentbriefkaarten.

 

Artikel 94. Wanneer de gedetineerde geen gelden te zijner beschikking heeft, wordt de port van een brief of in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de directeur, van meer brieven per week bij voorschot voldaan. Indien de voorgeschoten portkosten niet op de gedetineerde kunnen worden verhaald, komen deze ten laste van het Rijk.

 

Artikel 95. Voor het schrijven van brieven door gedetineerden verstrekt de directeur voor rekening van het Rijk papier en enveloppen volgens vastgesteld model en zo nodig schrijfbehoeften. In bijzondere gevallen kan de directeur een gedetineerde vergunnen op ander papier te schrijven. Dit papier wordt vanwege de directeur gewaarmerkt.

 

Artikel 96. Het ontvangen en verzenden van pakketten kan overeenkomstig de daarvoor door de minister van justitie gestelde regelen, worden toegestaan.

 

Par. 5. Bezoek

Artikel 97. De gedetineerden mogen eenmaal per week gedurende een half uur bezoek ontvangen van als regel ten hoogste drie familiebetrekkingen en, indien dit naar het oordeel van de directeur in hun belang kan zijn, ook van andere personen.' De bezoeken hebben plaats op de daarvoor door de directeur vastgestelde dagen en uren. De bezoeken kunnen op verzoek van de belanghebbenden, met toestemming van de directeur, worden gecombineerd tot ten hoogste twee uur per maand. De bezoekers worden toegelaten na legitimatie en tegen afgifte van een op naam gesteld schriftelijk bewijs van toegang uitgereikt door de directeur. Van de uitgereikte bewijzen van toegang en van de afgelegde bezoeken wordt nominatief aantekening gehouden. In bijzondere gevallen kan de directeur meer bezoek of bezoek buiten de daarvoor vastgestelde tijden toestaan.

 

Artike1 98. De bezoeken, bedoeld in het voorgaande artikel, hebben plaats inde daarvoor door de directeur aan te wijzen vertrekken. Indien een gedetineerde zich in een ziekenvertrek bevindt en hij dit wegens zijn ziekte niet mag verlaten, kan bezoek in zodanig vertrek worden toegestaan. Bij de bezoeken is een ambtenaar tegenwoordig. Het is de bezoekers niet toegestaan de gedetineerden enig voorwerp, van welke aard ook, ter hand te stellen of van deze in ontvangst te nemen. Eveneens is het de bezoekers verboden op enigerlei wijze kritiek uit te oefenen op het beheer van het gesticht of anderszins ongepaste gesprekken te voeren. Een en ander wordt de bezoekers medegedeeld. Indien een bezoeker het bepaalde in het derde lid overtreedt, wordt hij terstond uit het gesticht verwijderd en niet meer, of slechts onder bepaalde voorwaarden, toegelaten. In hetzelfde lokaal kan meer dan een bezoek gelijktijdig plaats hebben. Van tijd tot tijd worden de gedetineerden op last van de directeur bij wijze van steekproef voor en/of na het bezoek gevisiteerd. Hiervan wordt aantekening gehouden.

 

Artikel 99. Gedetineerden kunnen weigeren bezoeken te ontvangen van personen, die in generlei betrekking tot de gestichtsdienst staan en niet uit hoofde van hun ambt tot een bezoek gerechtigd zijn.

 

Artikel 100. De reclasseringsbezoekers en de andere personen, bedoeld in artikel 52 van de Reclasseringsregeling 1947 hebben vrije toegang tot de gedetineerden met inachtneming van de op dit stuk bestaande voorschriften. Zij zullen bij hun gesprekken met de gedetineerden strik. moeten blijven binnen de grenzen door de aard van de reclasseringsarbeid gesteld.

 

Artikel l0l. In de gevallen waarin wettelijke dan wel andere voorschriften hem vrije toegang tot een gedetineerde verlenen, kan de raadsman deze, behoudens het vereiste toezicht, in een daarvoor geschikt vertrek alleen spreken, behalve op zon- en feestdagen, tijdens de uren van de nachtdienst en op tijdstippen waarop de gestichtsdienst zulks niet toelaat. In andere gevallen vinden ook voor het bezoek van een raadsman de artikelen 97 en 98 van dit reglement zoveel mogelijk toepassing.

 

Par. 6. Eigen geld

Artikel 102. De gedetineerden kunnen met toestemming van de directeur reeds tijdens de detentie over eigen geld beschikken, met dien verstande, dat deze toestemming niet kan worden verleend voor de aankoop van kantine-artikelen als bedoeld in artikel 88 van dit reglement. Aan de gedetineerden kan eenmaal en wel op het tijdstip, waarop hun werkelijke straftijd ingaat, worden toegestaan een bedrag van ten hoogste f.5,50 over te doen schrijven van de rekening eigen geld naar de rekening zakgeld.

 

Artikel 103. Aan de gedetineerden voor wie zulks wenselijk wordt geacht, kan van rijkswege onderwijs worden gegeven. Gedetineerden kunnen in de gelegenheid worden gesteld om op eigen kosten in het gesticht onderwijs te ontvangen in vakken welke aldaar niet van rijkswege worden onderwezen. De directeur kan dit onderwijs te allen tijde doen eindigen. Alle onderwijs mag slechts worden gegeven buiten de voor de arbeid bestemde uren. Zelfstudie wordt zoveel mogelijk bevorderd.

 

Artikel 104. In het gesticht is een bibliotheek voor de gedetineerden. De zorg voor de samenstelling en vernieuwing berust bij de directeur, die hierin wordt bijgestaan door een bibliotheekcommissie. In deze commissie hebben zitting de sociaal ambtenaar, de aan het gesticht verbonden geestelijke verzorgers, en het personeelslid, belast met de zorg voor de bibliotheek. De gedetineerden ontvangen bij inkomst en verder tenminste eenmaal per week boeken en tijdschriften. Bij de uitreiking wordt met de persoonlijkheid en de ontwikkelîng van de gedetineerde en voor zover mogelijk met zijn verlangen rekening gehouden.

 

Artikel 105. Het uitlenen van boeken uit de bibliotheek aan ambtenaren kan worden toegestaan voor zover de lectuurvoorziening van de gedetineerden hierdoor niet wordt geschaad.

 

Artikel 106. Indien hiertegen van de zijde van de directeur geen bezwaar bestaat kan in bijzondere gevallen, voor zover dit voor hun studie noodzakelijk wordt geacht, aan de gedetineerden worden toegestaan, van eigen boeken en tijdschriften gebruik te maken, op eigen kosten boeken en tijdschriften ter leen te ontvangen uit een openbare bibliotheek of schriftelijke cursussen te volgen, die geacht kunnen worden voor hun toekomstige maatschappelijke belangen dienstig te zijn.

 

Artikel 107. Het is iedere gedetineerde toegestaan zich op eigen kosten te abonneren op èèn dagblad en èèn week- of maandblad, voor zover de uitreiking daarvan niet door de Minister van Justitie is verboden. De toezending dient rechtstreeks van de uitgever te geschieden. In bijzondere gevallen kan de Minister voornoemd het betrekken van meer dagbladen en tijdschriften toestaan. Voor het betrekken van buitenlandse bladen en tijdschriften is steeds de toestemming van de meergenoemde Minister vereist. De directeur kan de uitreiking van bepaalde nummers van bladen of tijdschriften verbieden.

 

Artikel' 108. Na lezing komen de bladen en tijdschriften ter beschikking van de directeur ten behoeve van de gehele gestichtbevolking. De directeur kan" hierop uitzonderingen toestaan.

 

Artikel 109. Vrijwillige gemeenschappelijke sportbeoefening door gedetineerden is toegestaan; als zodanig kunnen in aanmerking komen diverse vormen van balspel alsmede atletiek. Deelneming aan dergelijke sportbeoefening zal, voor zover de dienst in het gesticht en de veiligheid dit toelaten worden toegestaan aan die gedetineerden, die met inachtneming van het gestelde in de artikelen 69 en70 van dit reglement daarvoor in aanmerking komen; voor zover zij verplicht zijn tot deelneming aan de lichaamsoefeningen, bedoeld in artikel 42 van de Gevangenismaatregel, zullen zij aan die verplichting moeten hebben voldaan.

 

Artikel 110. Voor zover de dienst in het gesticht en de veiligheid ,dit toelaten is het de gedetineerden, die met inachtneming van het gestelde in de artikelen 69 en 70 van dit reglement daarvoor in aanmerking komen, toegestaan:

a. eenmaal per maand een uitvoering (muziek, zang of voordracht) dan wel een toneel- of filmvoorstelling bij te wonen, ongeacht uitvoeringen op de Christelijke en nationale feestdagen;

b. tweemaal per maand een lezing of voordracht van algemeen vormende strekking bij te wonen.

 

Artikel 111. Als recreatie voor de gedetineerden die hiervoor met inachtneming van het gestelde in de artikelen 69 en 70 van dit reglement in aanmerking komen, zijn toegelaten:

1. a. gezelschapsspelen als schaakspel, damspel, dominospel, kaartspel, sjoelbak, tafeltennis en andere gangbare gezelschapsspelen;

b. beoefening van zang, muziek en toneelspel;

2. beoefening van huisvlijt;

3. bezoek aan studie- en/of leeszaal.

 

Artikel 112. Voor zover deelneming aan de in artikel 111, sub la, van dit reglement genoemde vormen van recreatie in gemeenschap buiten de woonvertrekken plaats heeft, zullen de daarvoor in aanmerking komende gedetineerden voor zover de dienst zulks toelaat, daartoe gedurende ten hoogste tien uren per week mogen worden toegelaten, met dien verstande dat daarvan slechts een beperkt aantal uren per week aan kaartspel mag worden besteed. De mate, waarin gedetineerden aan de in artikel 111, sub lb, van dit reglement bedoelde vormen van recreatie mogen deelnemen, z~l door de directeur binnen redelijke grenzen kunnen worden bepaald, de daarvoor bestemde tijd zal gedeeltelijk in mindering worden gebracht op de uren toegestaan voor de activiteiten als bedoeld in genoemd artikel, sub la, c.q. voor de vrijwillige sportbeoefening.

 

Artikel 113. In welke mate de daarvoor in aanmerking komende gedetineerden in de gelegenheid kunnen worden gesteld tot beoefening van huisvlijt buiten het woonvertrek wordt geregeld door de directeur. De beoefening van huisvlijt wordt, binnen het kader van de door de dienst gestelde eisen, zoveel mogelijk bevorderd.

 

Artikel 114. Aan de gedetineerden kan door de directeur, met inachtneming van het gestelde in de artikelen 69 en 70 van dit reglement, het bezoek aan studiën / of leeszaal worden toegestaan, voor zover daar toe gelegenheid bestaat en de dienst in het gesticht zulks toelaat. In de studie- en/of leeszaal zullen geen gesprekken mogen worden gevoerd en zal ook overigens stilte in acht moeten worden genomen.

 

Artikel 115. Gemeenschappelijke recreatie in de verblijfcellen is niet toegestaan.

 

Artikel 116. Het gebruik van radio en grammofoon dient te worden beperkt tot de niet voor de arbeid bestemde uren, met "dien verstande, dat ten hoogste een half uur muziek in de morgen, ter stimulering van de arbeidsprestaties, kan worden toegestaan. De programma's mogen cultureel en paedagogisch niet onverantwoord zijn. "

 

"In samenstelling van de programma's wordt de directeur bijgestaan door een radiocommissie, waarin zitting hebben de sociaal ambtenaar en de aan het gesticht verbonden geestelijke verzorgers.

 

's-Gravenhage, 1 mei 1964.

De Minister van Justitie,

Y. Scholten.

Publ.426b/64G

Bron: archief Museum Blokhuispoort