Traumatische ervaringen van een bewaarder tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden in de gevangenis. Een verslag van vele gebeurtenissen en geillustreerd met documenten.
Leeuwarden 10 december 1997
Aan: De directie
Van: Bewaarder, Piw’er Huis van Bewaring Locatie De Blokhuispoort Pi. De Wieling,
Onderwerp: Traumatische ervaring
In het kader van mijn behandeling heeft een traumapsychologe, mij gevraagd om de traumatische ervaringen en gebeurtenissen, welke ik heb opgedaan tijdens mijn dienstjaren, op papier te zetten. Gezien de ernst van de herhaling van de getraumatiseerde schade waarbij ook de miskenning een belangrijke rol speelt, is het wenselijk dat ook u van de ínhoud op de hoogte bent. Met de meeste hoogachting, een bewaarder.
Naar aanleiding van diverse gesprekken met, een aantal hulpverleners heb ik mijn traumatische ervaringen opgedaan tijdens mijn loopbaan bij het gevangeniswezen aan het papier toevertrouwd. Bij
het opschrijven kreeg ik wederom de beelden weer helder voor ogen en gingen voor mij voor de zoveelste keer de emoties en rol spelen. Ik zal trachten in het kort weer te geven wat zich tijdens
een aantal van mijn diensten heeft afgespeeld.
Eerste opstand
In maart 1966 gooide in het Huis van Bewaring te Groningen een gedetineerde mij een bord hete soep in het gezicht. Deze gedetineerde was in hongerstaking maar desondanks moest het personeel in die tijd wel beslist eten opscheppen en aanbieden. Het resultaat was dat ik op een zeer pijnlijke manier daarmee geconfronteerd werd. Dagenlang heb ik met een pijnlijk en verbrand gezicht rondgelopen. Het zal omstreeks september 1969 zíjn geweest dat ik voor de tweede keer met een gedetineerde in aanraking kwam en wel met de broer van eerdergenoemde gedetineerde. Deze stak mij met een kapotgeslagen colafles in mijn linkerhand. Hierbij werden er zenuwen en pezen doorgesneden waaraan ik een gedeeltelijke ongevoelige linker wijsvinger aan over hield.
Op 4 november 1971 heb ik in het Huis van bewaring in Groningen een opstand meegemaakt waarbij ik met een collega opgesloten en gegijzeld ben geweest in de kerk- c.q. recreatiezaal. Hierbij waren ongeveer 35 gedetineerden betrokken welke zich om ons heen hadden verzameld. Enkele van deze gedetineerden bedreigden en bespuugden ons. Deze situatie zal ík nooit vergeten en tot op de dag van vandaag voel ik nog steeds de sfeer en bedreiging die daarvan uitging.
Een gedetineerde verscheen tijdens deze gijzeling op een gegeven moment met zijn hoofd voor het, orgelluikje en sprak de woorden: Heee Jongens, de opstand is nu uitgebroken we hebben het hele gebouw ín handen en de bewaarders zitten allemaal in de cel. Een van de aanwezigen vroeg of hij dat kon bewijzen. De gedetineerde toonde daarop enkele revolverpatronen en een cel sleutel, ook hebben we de wapens in ons bezit schreeuwde hij triomfantelijk. Achteraf bleek dat gelukkig bluf te zijn en zaten de wapens vellig opgeborgen in de brandkast in het voorgebouw! Alle bewaarders zaten opgesloten in een cel. Een bewaarder zat opgesloten met een gedetineerde die niet mee wilde doen aan de opstand, hij was de kleinste en jongste bewaarder. Zij hadden hem naar boven toe gesleurd. Toen de Mobiele Eenheid binnen kwam dreigden de opstandige gedetineerden om Huitema over de reling te gooien. De bewaarder heeft toen met behulp van de bij hem op cel verblijvende gedetineerde zích verdedigd tegen de meute. Ze konden daarbij slecht gebruik maken van een wapenstok en bezemsteel. Door het draadglas in de kerkramen konden we zien dat er een actie ondernomen werd We zagen allemaal zwaailichten van de politie en andere hulpverleningsdiensten zoals brandweer en ambulance. Ook op het enige tv-toestel dat de inrichting bezat en die in de recreatiezaal stond konden we zien wat er aan de hand was. Het late journaal van 23.00 uur toonde beelden van Het Huis van Bewaring in Groningen met de melding dat er een opstand gaande was. Wat er op dat moment door mij heen ging is bijna niet te beschrijven. Momenten van eenzaamheid, leegte en verdriet, hulpeloosheid. Kortom allemaal sterk wisselende gevoelens. In zo'n situatie kun je natuurlijk niet de emoties de vrije loop laten. We moesten sterk zíjn en ervoor zorgen dat de gedetineerden zagen dat we onze rug recht hielden. Uiteindelijk zijn we door de ME van de rijkspolitie en die van de Gestichtswacht bevrijd. Een hele opluchting was dat natuur- lijk. De opvang bestond uit een gesprekje met de Politiecommandant en een bak koffie en dan naar huis.
De volgende dag werden we gewoon weer op het werk verwacht om dienst te doen. Nu ik dit noteer lijkt het, ergens heel onwezenlijk, na een zo ingrijpende ervaring gewoon doen alsof er niks aan de hand is. Opvang is er nooit geweest, geen nagesprek met de directie en/of een deskundige, neen, helemaal niets.
Nu ik ouder ben merk ik dat bepaalde situaties waar ik eerst totaal geen problemen mee had een rol gaan spelen in mijn beoordeling. Ik ben voorzichtiger geworden en schat situaties anders in meer
berekenend. Op zich misschien wel goed, maar in het achterhoofd spelen de zaken van vroeger een te grote rol in mijn belevenis. De opstand zelf is misschien niet eens het ergst, al hoe raar dat
misschien ook klinkt, maar de periode voorafgaande aan deze hele affaire. Ongeveer drie maanden eerder begon het gedonder al. Vele vechtpartijen en conflicten met personeel gepaard gaande met
extreme agressie. Stakingen op de werkzaal, een sit down actie op de recreatiezaal en luchtplaats.
Tweede opstand
In oktober 1972 was er opnieuw een opstand. Ook deze werd gekenmerkt door een periode van veel agressie jegens het personeel. Een collega kreeg een klap van een gedetineerde, hiervan was ik getuige en de desbetreffende gedetineerde is onmiddellijk door ons overmeesterd en in de strafcel geplaatst. De toenmalige huismeester een voormalige kantinebeheerder uit Veenhuizen gelaste ons om de gedetineerde er weer uit te halen. Dit werd door ons geweigerd waarop hij het zelf deed. Wij moesten ons verantwoorden bij de directie. Dit schetst natuurlijk wel hoe er gewerkt werd in die tijd. Een onervaren huismeester aan het roer tezamen met de eveneens arrogante en autoritaire directeur.
Ze speelden elkaar de bal toe. De huismeester was overigens tijdens de tweede wereldoorlog een vrijwillig lid, van de z.g. Schalkhaarse Politie, een onderdeel van de Duitse politie en gehaat door
veel Nederlanders. Deze man werd zo van de ene op de andere dag bevordert van kantinebeheerder naar huismeester met alle gevolgen van dien. Dat dit fout kon gaan was niet zo moeilijk te
voorspellen. Met de ervaringen van 1971 nog vers in het geheugen en een ervaring rijker waren we op onze hoede. Op een zekere dag kwam het tot een ernstige uitbarsting welke we gelukkig hadden
voorzien zodat we deze beginnende opstand tijdig net behulp van de gestichtswacht in de kiem konden smoren. De directie had toen weinig keus meer en moest onder druk van het personeel de
raddraaiers wel overplaatsen. Over deze opstand is weinig naar buiten gekomen omdat er met ons een soort van koehandel werd opgezet zo van jullie houden je stil tegenover de pers want het was
natuurlijk belachelijk dat dit binnen een jaar weer kon gebeuren. Onder de gedetineerden ging het gerucht dat er een vuurwapen binnen was, maar dit bleek niet op waarheid te berusten.
Tussentijdse ervaringen
Op een zondagavond in juni 1974 werd ik van huis gehaald toen te nog maar net vijf minuten terug waren van de camping. Ik moest meekomen daar een beruchte gedetineerde helemaal over de rooie was. Hij had zijn cel inventaris helemaal kort en klein geslagen en stond ons op te wachten met een afgebroken stalen tafelpoot. We kregen versterking van de gestichtswacht drie man werden er geleverd. Evenwel konden we niets beginnen omdat de gedetineerden op de recreatiezaal, die ons konden zien, dreigden de twee collega’s, die daar toezicht hielden te molesteren als we de gedetineerde in de strafcel zouden plaatsen. Hierdoor moesten we erg voorzichtig te werk gaan en lankmoedig optreden. Dit hele gebeuren nam zowat de hele avond in beslag. Uiteindelijk leverde hij de tafelpoot in en mocht tot grote verbazing gewoon op zijn cel blijven. Hij had zijn zin en in feite waren wij de verliezers. Hiervoor had zich overigens ook al eens een akkefietje voorgedaan met deze gedetineerde. Hij was nog geen reiniger en werkte op cel, de z.g. cel arbeid, voor deze werkzaamheden gebruikte hij een schaar. Deze schaar moest natuurlijk s ‘avonds worden ingeleverd om 21:00 uur. Doch op een zekere avond weigerde de gedetineerde dat. Hij wilde eerst telefoneren met zijn vriendin in Arnhem alvorens híj gehoor zou geven aan de opdracht. Telefoneren was toen zeer zeker niet gebruikelijk en dat is toen door mij geweigerd en dit is gemeld aan het kader. De dienstdoende Huismeester telefoneerde met de directie, die na lang overleg besloot om dan toch maar gehoor te geven aan de grillen van deze gedetineerde. Zo kon het, gebeuren dat de gedetineerde om 20:00 uur nog stond te telefoneren met zijn vriendin en haar triomfantelijk vertelde dat er wel tien beambten om hem heen stonden maar dat hij het toch voor elkaar had gekregen om dit gesprek af te dwingen. Ook na afloop van deze voorstelling kreeg de gedetineerde geen straf wat natuurlijk heel frustrerend voor ons was.
Dit soort zaken riep veel spanning op bij het personeel waardoor het ziekteverzuim hoog opliep. Soortgelijke situaties waren talrijk en geven een beeld onder welke druk ik destijds moest
werken.
Derde opstand
De derde opstand was op 4 augustus 1974 en was tevens de meest heftigste en gewelddadigste. Op deze dag gaf een gedetineerde mijn collega een paar rake klappen, het startsein voor de derde opstand. Deze gedetineerde had zijn eigen moeder in een driftbui doodgeslagen en stond bekend als extreem gevaarlijk. Hij was bokskampioen geweest van het district, Zuid-Duitsland en was onbeheerst agressief. Zoals gebruikelijk werd hij niet in de strafcel geplaatst en was de situatie met zo weinig personeel niet echt rooskleurig. Ondanks dat hij een collega klappen had gegeven ging hij gewoon mee naar de kerkdienst van 16.00 uur. Onvoorstelbaar dat dit kon gebeuren er was schijnbaar geen leiding van het kader en een hoofd bewaarder liet alles naar op zijn beloop in de hoop dat de gedetineerde na de kerk wel weer rustig naar binnen zou gaan om zich te laten insluiten. Dit was een verkeerde inschatting want alles zou anders verlopen. Om 17.00 uur kwam de hele horde uit de kerk en weigerden de meeste gedetineerden om terug te gaan naar hun cel. De gedetineerden W, B, H en S en nog een stel andere gedetineerden spoeden zich naar de derde verdieping en kropen als apen bij de verwarmingsbuizen en ondanks de speciaal aangebrachte leeuwentanden naar de draadglazen lichtkoepels op het dak. Gedetineerde H. zag kans om met zíjn blote handen door het draadglas heen te slaan en zo een opening te creëren. Deze gedetineerde stond bekend als een straatvechter en karate specialist zonder scrupules. Nu dit bleek ook wel. Inmiddels was er groot alarm geslagen en was de plaatsvervangende directeur ook reeds gearriveerd. Deze heeft nog getracht om met behulp van een revolver de situatie te keren, maar ze hadden de gek met hem en lachten hem gewoon uit. Ze riepen schiet maar met je proppenschieter. Ook ik werd van huis gehaald, we woonden in een dienstwoning aan de Helperlinie naast het HVB, en tezamen met een paar andere collegae hebben we getracht de zaak te keren, maar toen was het allemaal al te laat. De hele situatie liep uit de hand. De eerste groep van opstandige gedetineerden, ongeveer dertien man, klommen via de vrijgemaakte weg door het draadglas op het dak. Zij gooiden dakpannen en ander materiaal naar de inmiddels gearriveerde politie. De gedetineerde heeft toen met zijn blote handen een gat geslagen in het houten dak en zo konden de gedetineerden op de technische dienst komen, een werkplaats op de zolder van het gebouw waar allerlei gereedschap aanwezig was. Daar hebben ze mokers en voorhamers weggehaald. Met een koevoet hebben ze een deur geforceerd en zo kwamen ze weer op de cellenafdeling. Daarna hebben ze met een voorhamer de celdeursloten van de deuren geslagen van die gedetineerden die met de opstand wilden meedoen. Ze gingen bij de deuren langs om te vragen wie er wel of niet mee wilden doen. Degenen die daarin geen heil zagen bleven opgesloten. Wij als personeel konden dit zien toen we ons noodgedwongen hadden teruggetrokken in het voorgebouw staande voor de vlakdeur. Zo gebeurde het dat er van de negentig gedetineerden er ongeveer zestig rondliepen. Zij deden mee aan de vernielingen van alle celinventaris, brandblussers en ook de spullen in de bewaarderswacht werden naar beneden gegooid en in de brand gestoken. Later op die avond staken ze ook de bovenste etage in de brand waar het oude kledingmagazijn was gehuisvest. Dit had tot gevolg dat het hele dak en de bovenverdieping afbrandde.
Tijdens deze gebeurtenissen moesten natuurlijk de gedetineerden die niet deelnamen aan de gewelddadigheden worden bevrijd uit hun benarde positie. We zijn toen met een man of vijf onder dekking van de gewapende ME alsmede een brandweermannen naar binnen gegaan. Het bevrijden was nog een hachelijke onderneming naar wij moesten rel omdat we bekend waren met de indeling van het gebouw en zo de weg wisten. Het leven van de nog ingesloten gedetineerden was in gevaar met al die rookontwikkeling. Velen waren begrijpelijkerwijs al in paniek geraakt omdat rook en brandlucht de cellen binnenstroomde. De stroom was door de vernielingen afgesloten en je kon binnen geen hand voor ogen zien. Het was beangstigend en geheel zonder gevaar was het natuurlijk niet want er liepen gedetineerden rond die messen hadden bemachtigd vanuit de keuken. Wij zijn door de cellenvleugel gelopen met natte handdoeken voor de mond en neus tegen de rook omringd door gewapende ME’ers welke met getrokken pistool ons omringden. Het geheel was een angstige situatie welke je niet kunt vergeten. De gedetineerden die we bevrijden waren ons zeer dankbaar want ook voor hen was het niet gemakkelijk. Het dak raakte steeds verder in de brand daar er niet goed geblust kon worden. Gelukkig ontstond er in de loop van de avond eén onweersbui waardoor de opstandige gedetineerden wel naar binnen moesten waar zij opgewacht werden door de ME en werden onmiddellijk in de boeien geslagen en afgevoerd naar het cellenbouw in Veenhuizen. De gedetineerden die niet hadden meegedaan werden geplaatst op de voormalige vrouwenafdeling waar ze uit nood met meer dan een persoon op cel moes- ten slapen. De volgende dag zijn de gedetineerden en personeel overgeplaatst naar het toen leegstaande Huis van Bewaring in Assen. Ook bij deze opstand werd er van je verwacht dat je gelijk weer aan het werk ging en zo geschiedde wederom geen opvang en dir. Nieboer schetste het gebeuren tegenover de pers af als een flink uit de hand gelopen incident. Ons als personeel werd het verboden om ook maar een woord te wisselen net de pers op straffe van verstrekkende gevolgen. Hij had gemakkelijk praten omdat hij toch diezelfde week op vakantie ging. Ja, zo ging dat in 1974 nog. Ook in Assen waren de problemen niet van de lucht maar de directie deed net, alsof er niets aan de hand was. Wat eveneens een grote negatieve rol heeft gespeeld in mijn beleving is het feit dat ik dicht bij de inrichting woonde. De toenmalige directeur wilde dat de mensen die waren ingedeeld bij een z.g. intern calamiteitenteam zo dicht mogelijk bij de inrichting woonden. Zo ook werd dat van mij gevraagd. Het gebeurde regelmatig dat ik s ‘nachts uit mijn bed gebeld werd om assistentie te verlenen bij moeilijkheden en/of als er weer eens iemand naar de strafcel moest worden gebracht. Dit ging natuurlijk ten koste van mijn nachtrust en na zo'n veelal hardhandige actie kon ik moeilijk de slaap weer vatten. De maanden voorafgaande aan de opstanden gebeurde het erg vaak dat er assistentie moest worden verleend en dat was een vreselijke moeilijke tijd voor mij omdat ik dag en nacht hierbij betrokken werd. Het ging zelfs zover dat ik zelfs in mijn vrije weekeinden van huis werd gehaald. Als er nu maar enige waardering was geweest, maar zelfs dat was waarschijnlijk te veel gevraagd. Regelmatig droom ik nog over deze gebeurtenissen en dan verschijnen de beelden van 1974 mij weer helder op het netvlies alsof het de realiteit is. Na de opstand van 1974 is de gehele bevolking en personeel van het HVB te Groningen overgeplaatst naar Assen. De brand had te veel schade aangericht, in het HVB en was voorlopig niet meer geschikt voor bewoning. De inrichting is tot 1982 gesloten geweest. Ik heb tot 1 sept. L977 in het HVB in Assen gewerkt en ben in die periode vaak gedetacheerd geweest naar andere inrichtingen o.a. naar Amsterdam, Den Haag, Winschoten, Hoorn en Leeuwarden etc. Met ingang van 1 sept. L977 ben ik op eigen verzoek overgeplaatst naar het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Ik was daar regelmatig op detachering geweest en het beviel mij daar wel. Mijn beslissing on daar te gaan werken was mede gelegen in het feit dat ik een conflict had met de directeur in Assen. Ik had inmiddels gesolliciteerd naar hoofdbewaarder in Leeuwarden maar Nieboer rade mij dit af en zeí als je daar solliciteert dan geef ik je gewoon een negatief advies mee zoals je bent agressief in woord en daad! Perplex was ik van een dergelijke uitspraak, had ik me daar nu zo voor ingezet en mijzelf dag en nacht beschikbaar gehouden? Dus dat was de waardering voor mijn werk, wel de hete kastanjes uit het vuur halen, maar achteraf je een trap na geven. Ik was door deze uitspraak zo teleurgesteld dat ik onmiddellijk naar Leeuwarden wilde. Daar was ik inmiddels een welkome en gezien collega geworden. In de loop van het jaar in 1981 werd ik plaatsvervangend hoofdbewaarder en met ingang van 1982 werd dit omgezet in een aanstelling als hoofdbewaarder. Dit lag mij wel en ik kan dan ook zeggen dat dit de mooiste tijd uit mijn loopbaan was. Leidinggeven in de dagelijkse praktijk lag mij wel, meer moeite had ik met de administratieve verwerking van het een en ander. Uit mijn periode als hoofdbewaarder stamt ook nog de z.g. bloempotaffaire. Een collega kon het niet verkroppen dat ik niet mee wilde werken aan een handtekening actie. Ik vond dat ik als kaderlid onpartijdig moest blijven en een zekere loyaliteit moest uitstralen naar de organisatie toe. Dit ontaardde in een van zijn zijde ordinaire scheldpartij en uiteindelijk in het gooien van een bloempot die mij op een haar na miste. Hierna gooide hij een etensbord welke mij vol in het midden van mijn gezicht raakte. Even was ik van de wereld en het bloed gutste uit mijn hoofd. Collegae hebben mij vervoerd naar het ziekenhuis waar het e.e.a. is gehecht. Een ervaring waarvan ik achteraf denk waar heb ik het voor gedaan zoals uit mijn verdere betoog wel zal blijken. Inmiddels kabbelde de tijd voort en in 1984 kwam er een directiewisseling. Er werd steeds meer gevraagd van het kader en zeker m.b.t. de schriftelijke vaardigheden bleef ik ver achter en kon ik niet voldoen aan de eisen die zíj stelden nl. een kader op hbo-niveau. Wel had ik met goed gevolg de z.g. kaderopleiding afgerond, maar dat was voor de heren niet voldoende. Ik was een man van de praktijk en zij wilden een manager, overigens is het heden ten dage zo dat deze tendens aan verandering onderhevig is en dat wellicht de oude tijden terugkomen omdat er een kloof is gegroeid tussen de hedendaagse leiding en de werkvloer. Afijn voor mij was er volgens dit duo geen plaats meer als kaderlid omdat HBO voor mij veel te hooi gegrepen zou zijn. Het was dan ook in het belang van de inrichting en voor mezelf beter dat ik mij vrijwillig terugtrok als Kaderlid. Er werd uiteinderijk zoveel druk op mij uitgeoefend dat ik akkoord ging met een degradatie, echter wel met dien verstande dat ik mijn rang en salarisschaal zou behouden. In september 1986 werd opnieuw midden in de nacht on plus minus twee uur een raam bij ons ingegooid. Een halve stoeptegel deze keer door het keukenraam. Daar dit een thermopane ruit was gaf dat een enorme knal. Het hele gezin zat rechtop in bed. Voor mijn vrouw en kinderen was dit nog het ergste want bij het minste of geringste lawaai daarna stonden de kinderen met angst in hun ogen naast ons bed. Het werd een periode van slecht slapen en stress. Al vanaf die tijd heb ik slaapstoornissen want Je kunt niet slapen als je denkt iets te horen en altijd maar op je hoede moet zijn. Wederom had ik trouwens een probleem met de verzekering. Ze wilden niet betalen. In de kleine lettertjes stond dat ze in dit, geval niet hoefden te betalen omdat de daders niet in het pand waren geweest.
De totale schade was ongeveer negenhonderd gulden, het aanrecht was beschadigd, een raam van 120 bij 120 cm en de spullen die op het aanrecht stonden varen kapot. Zo draaiden we ook nog eens op
voor de kosten. De dader is tot op heden ten dage niet bekend.
Een gebroken neus
Een van de laatste aanvaringen met een gedetineerde. Op 22 oktober 1993 heb ik tijdens een handgemeen met een gedetineerde een gebroken neus opgelopen. Toen ik na afloop van het bezoek een
gedetineerde wilde fouilleren en hij zich daarbij geheel moest ontkleden vond ik een groot stuk hasj in zijn ondergoed, hij werd hierop zo kwaad dat het uitliep op een handgemeen waardoor ik
uiteindelijk een gebroken neus opliep. Hiervan heb ik uiteraard aangifte gedaan van mishandeling. De gedetineerde werd veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf en duizend gulden smartengeld. Dit
bedrag moest hij dus aan mij betalen. De man is door mij na zijn veroordeling aangemaand te betalen. Een eerste storting van tweehonderdenvijftig gulden volgde. Daarna weigerde hij te betalen
omdat hij zogenaamd geen geld meer zou hebben. Een onderzoek o.a. door een ingehuurde gerechtsdeurwaarder leverde op dat hij een schuld had van zeventigduizend gulden bij de sociale dienst in
Amsterdam. Na een paar jaar aan deze zaak gewerkt te hebben kreeg ik het advies om de zaak maar te laten rusten aangezien er van een kale kip niets te plukken viel. Vlak voor mij vakantie in
1998 kreeg ik een rekening van het deurwaarderskantoor van vijfhonderd en vijfennegentig gulden. Een aardige domper op de vakantievreugde! Door een toevallige ontmoeting met de algemeen
directeur van onze inrichting waarin dit gebeuren ook ter sprake kwam bood hij spontaan aan om deze rekening te laten betalen door de directie van de Blokhuispoort. Natuurlijk was ik daar erg
blij mee en ben ik hen daar dan ook dankbaar voor. Op het gebied van enige begeleiding in deze zaak was wederom geen sprake.
Sluiting
Juist ook weer in deze tijd verlangt men van het personeel dat het zijn rug recht houdt en kordaat en rechtvaardig optreedt in moeilijke en bedreigende situaties. Maar zonder de juiste
begeleiding en opvang werkt men juist het tegengestelde in de hand. Corruptie en het e.e.a. door de vingers zien werkt gemakkelijker dan standvastig te zijn en corrigerend op te treden daar waar
nodig. Er wordt immers toch niets voor je gedaan. Waarom zul je jezelf dan een boel moeilijkheden op de hals halen. Doe gewoon gemakkelijk en zie geen dingen die je moet zien. Een werkwijze die
ik nooit zal huldigen! Door deze ervaringen ben ik moe geworden, niet gewoon moe maar geestelijk moe. Elke dag probeer ik er weer wat van te maken, maar het valt me steeds zwaarder. Als ik weer
eens ziek thuis ben geweest worden er door collega’s dubbelzinnige vragen gesteld als ik weer op het werk ben. Slechts heel weinig collegae begrijpen wat ik heb meegemaakt en tonen
begrip.
Een justitiemedewerker met traumatische ervaringen.
Wil je reageren op dit bericht dan kun je via contact een bericht sturen.