Het leek niet direct het meest voor de hand liggende beroep voor Freddy Scheltema, toen hij zich in de jaren tachtig in het Verenigingsgebouw in Veenhuizen meldde als aankomend gevangenbewaarder, samen met tweehonderd anderen.
Het eerste wat hij hoorde was: ‘Vijfenzeventig procent van wat hier zit heeft te lang haar’ en dat gold ook voor hem. Maar hij sloeg zich door de opleiding heen en werd al op zijn eerste werkdag geconfronteerd met een gedetineerde die zijn onzichtbare diamanten kwijt was, waarna Freddy hem hielp met zoeken.
Dit verhaal typeert niet alleen de populatie waar hij mee te maken krijgt, maar ook de manier waarop hij er mee omgaat. Freddy vraagt de gedetineerden naar hun verhalen en vertelt ze boeiend en smakelijk in dit boek. Want elke cel heeft zijn verhaal. Soms triest, soms confronterend maar ook hilarisch.
Zo is er Klaas Dakhaas, die regelmatig moet worden opgesloten en dan alle ramen van het Huis van Bewaring aan de buitenkant lapt. Of Piet, die zich nooit wast en dan met bingo de hoofdprijs wint: een fles shampoo. Het blijkt echter heel wat sterker spul te zijn, waarmee hij meteen is gedesinfecteerd.
Of Bobbie, die altijd onschuldig is, Jan, die een ‘gouden drugslijn’ te pakken had maar door hebberigheid tegen de lamp liep en Valentina, die eerst Valentino was en vertelt hoe ze het dure leven in New York financiert. Een kijkje achter de tralies van een gesloten wereld.