Willem Noordbruis

Willem Noordbruis

Mijn opa Willem Noordbruis

4 oktober 1898 geboren te Bolsward. In 1911 met de familie verhuisd naar Düsseldorf in Duitsland.

Heeft de laatste klas van de basisschool nooit gezien. In 1914 als 16 jarige in een gieterij in Wuppertal begonnen als gieter en zandvormer. 

 

Als hij vertelde over de tijd in Duitsland begonnen zijn ogen te glinsteren. Ging daar niet naar school, heeft daar op turnen, worstelen en judo gezeten en zij spraken Fries onder elkaar wat de Duitsers niet konden verstaan. Eind 1916 terug gegaan naar Leeuwarden Droge Haven 48

 

Het was een kleine stevige man en voor de duvel niet bang, sprak vloeiend Duits.

Ja is ja en nee is nee, bereid om iemand te helpen, maar je moest hem niet beduvelen

Hij heeft in Leeuwarden gewerkt als zandvormer, ijzer en koper gieter, schoorsteenveger,

loswerkman, petroleumventer en had de consumptie op diverse rondvaartboten.

 

Mijn opa heeft van 1942 tot 1963 gewerkt in de BHP (DeBlokhuisPoort) als meesterknecht en als opzichter bij de arbeid in het gevangeniswezen en de psychopatenzorg. In 1955 overgeplaatst naar het huis van bewaring. Zijn sollicitatie bestond uit het naar de directeur de heer Jansen toe te stappen en aan te spreken.

 

Mijn opa heeft over de BHP aan mij niet zoveel verteld.

Het was lang niet altijd even mooi en heeft best het één en ander meegemaakt. Wat ik me herinner is dat hij zei: "als ik begin lever ik mijn hart bij de portier in en haal het weer op als ik naar huis ga en zorg dat je er nooit in komt". Hij zette grote ogen op en wees met zijn vinger naar mij, als kleine jongen maakte dat erg veel indruk. Over de Blokhuispoort heeft hij mij vrijwel niets verteld.

Datgene wat ik me kan herinneren heb ik dan ook van mijn vader gehoord.

 

Hij was opzichter bij de arbeid waar ze enveloppen en wasknijpers maakte. Tijdens de oorlog heeft hij nooit in de BHP laten blijken dat hij Duits kon spreken. Na de oorlog heeft hij in de smederij gewerkt waar niet alleen maar gesmeed werd er werd ook benodigdheden gemaakt voor de BHP zelf en met blik en ijzerdraad gewerkt, wat hier van gemaakt werd, weet ik niet. Hij zou eens moeten weten dat er nu zilveren sieraden worden gemaakt.

 

Begon het gesprek over de oorlog dan kon hij heel fel zijn en sprak hij over die rot moffen met hun grote bekken die niet te vertrouwen waren.

 

Zijn zoon, Bertus, mijn vader, hield zich schuil in de Alde Feanen en omdat hij het gebied goed kende werd hij ook niet gesnapt tijdens de razzia's. Maar er kwam wel een brief op zijn huisadres, dat hij zich moest melden bij het Arbeitsamt Willemskade 10a. Als machinist en in het bezit van een monsterboekje, moest hij aanmonsteren op een koopvaardijschip. Opa hoorde van een collega van de BHP dat hij dan waarschijnlijk nooit meer thuis zou komen omdat deze schepen vaak het doelwit waren en werden getorpedeerd. Opa is naar het Arbeitsamt gegaan en heeft daar met iemand gesproken. De volgende dag moest mijn vader zich melden en is met een groep mannen per trein naar de buurt van Winterswijk vervoerd om arbeid te verrichten voor de Duitsers. Dat had hij toch voor elkaar gekregen van die Duitsers,  dat zijn zoon niet aan hoefde te monsteren.

( Monsterboekje en oproep papieren zijn nu in mijn bezit )

 

Tijdens een  razzia in 1943 werd zijn buurjongen Bouke v.d. Sloot die 34 was opgepakt en samen met een aantal andere mannen gevangen gehouden op het Zaailandplein, in afwachting van hun lot. Na een gesprek met een hoge Officier, waarschijnlijk in het Duits, keerde Bouke de volgende dag weer terug bij zijn ouders op de Auke Stellingwerfstraat.

 

Tijdens de oorlog was er niets te verdienen voor een kunstschilder, als buren die bij elkaar over de vloer kwamen was dit geen geheim. Na deze razzia veranderde dit, menig Duitse officieren hebben tot nog ver na de oorlog een schilderij of tekening bij hem gekocht, waarbij mijn opa soms bemiddelde. Bouke was zelf vaak niet tevreden over het verkochte werk.

 

Een handje vol mensen werd in het geheim door een bewaker benaderd, er zouden een paar sleutels moeten worden nagemaakt, lopers geheten. Er werd hen niet verteld welke rol deze gingen spelen. Een afdruk maken en passen moest dan ook uiterst voorzichtig gebeuren. Mijn opa en twee andere paste hiervoor, zij vonden dat de verdenking te veel op hen zou vallen.Natuurlijk werden zij in de gaten gehouden, ze moesten hun mond houden. Een paar dagen later werd hij weer benaderd, het gieten in de wassen afdruk gaf niet het gewenste resultaat, zijn advies was om ze dan ook met brons te gieten, dat was niet zomaar voorhanden en het heeft zeker drie weken geduurd voordat de klus geklaard was. Of ze dan ook van brons zijn gemaakt is mij niet duidelijk.

De vrijdag van de overval was mijn opa niet aanwezig in de BHP.

 

Verspreid over de BHP werden mensen van het verzet gevangen gehouden, de gevangenis zat propvol. Verhoord werden zij door de  Sicherheitspolizei in het Weeshuis aan het Zaailand.

Na een urenlang verhoor en martelingen sloeg men vaak door en noemde namen. Terug in de BHP werden zij behandeld door de dienstarts, die probeerde er achter te komen of ze namen hadden genoemd en welke, soms zei men dit pas een dag later en was het vaak te laat om diegene te waarschuwen. Op het verzoek om een briefje of informatie af te geven aan familie, is mijn opa een paar keer ingegaan.

Eén keer was dit in Wommels, ergens aan de Bolwardetrekvaart op een vrije dag in december

reed hij 's morgens heel vroeg op een fiets met kusjebanden naar het adres, 's middags laat kwam hij nat en verkleumd weer thuis, na ruim 50 km.

 

Op 7 april 1945 overleed zijn 18 jarige dochter  Minke aan Difterie. Op 15 april werd Leeuwarden bevrijd en liepen mensen feest te vieren op straat, Fam. Noordbruis was in diepe rouw, bij hen was er geen feeststemming. Op 16 april was er weer Antibiotica voor handen. Mijn Opa is toen enige weken met zieken verlof geweest.

 

In de smederij zijn geraamtes voor aquariums gemaakt, een paar werden met stopverf van glas voorzien en geplaatst in de gemeenschapszalen. Regelmatig moesten hier nieuwe vissen in uitgezet worden en één keer heeft mijn opa glasaaltjes mee gebracht, ook deze overleefde het niet op één na en groeide uit tot een kleine paling die zich schuil hield in de modder en als je op het raam tikte kwam hij naar boven. Een gedetineerde die de zorg op zich nam, voerde het met stukjes brood, aardappel en wormen, regelmatig vroeg hij dan op zijn Fries "wolsto wer ris wat lytse wjirms foar my mei bringe"  "wil jij weer eens wat kleine wormen voor mij meebrengen". 

 

Mijn oma's meisjesnaam is Tiemersma en haar broer heeft na een faillissement in 1939 van zijn verfzaak, ook in dezelfde periode als mijn opa, korte tijd gewerkt in de BHP Echter Tresoar heeft geen inschrijving/informatie gevonden op naam van Tiemersma. Hij wordt in de stamboeken van het administratieve of bewakingspersoneel niet genoemd.

 

Regelmatig heb ik gelogeerd bij mijn opa en oma, mijn oma liet mij een foto zien die een paar dagen eerder was gemaakt met al het personeel erop van de BHP. Voor mijn opa hoefde al die poespas niet, mijn oma daarin tegen was er apetrots op en dus kreeg het een plaatsje op het dressoir tegen een vaas aan, er is nooit een lijstje om gekomen en uiteindelijk belandde het in de la.

 

In 1963 is mijn opa met pensioen gegaan en is de rest van zijn leven in Leeuwarden blijven wonen.

Op 19 oktober 1975 is hij plotseling overleden en bijgezet in het graf van zijn dochter Minke

op de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden. Uit respect voor mijn opa hou ik al jaren het graf netjes bij.

 

Ingezonden door: Willem Noordbruis (Babberich)

 

inschrijfregister
Willem Noordbruis
Willem Noordbruis
brief dec 1945
besluit